ECLI:NL:RBZWB:2022:6869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9726054_E16112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens overlast en hennepstekkerij

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en de huurders van een woning in Breda. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning vanwege ernstige overlast en de aanwezigheid van een hennepstekkerij. De huurder, [naam huurder], huurt sinds 18 mei 2006 de woning van WonenBreburg en heeft in de afgelopen jaren herhaaldelijk overlast veroorzaakt, waaronder geluidsoverlast en het kweken van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurder in strijd heeft gehandeld met de huurvoorwaarden en de wet, wat heeft geleid tot de vordering van WonenBreburg om de huurovereenkomst te ontbinden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ernst van de tekortkomingen van de huurder en de gevolgen daarvan voor de omwonenden. Ondanks het verweer van de bewindvoerder, die stelde dat de overlast inmiddels was gestopt en dat de huurder hulpverlening had ingeschakeld, oordeelde de rechtbank dat de eerdere tekortkomingen van de huurder niet ongedaan waren gemaakt. De aanwezigheid van een hennepstekkerij met 1925 hennepstekken werd als een ernstige overtreding beschouwd, die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde.

De rechtbank heeft de vordering van WonenBreburg toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder en de medehuurder, [gedaagde sub 2], veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis. Tevens zijn de huurachterstanden en gebruiksvergoedingen toegewezen, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft de proceskosten verdeeld tussen de partijen, waarbij WonenBreburg in de kosten van de gedaagde sub 2 werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9726054 CV EXPL 22-670
vonnis d.d. 16 november 2022
inzake
stichting
Stichting WonenBreburg,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.P. van den Berg, advocaat te Leiden,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
maat van de [naam maatschap], kantoorhoudende te [adres kantoor bewindvoerder] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam huurder] , geboren [geboortedag huurder] 1978, wonende te [woonplaats] , aan het adres [adres huurder] ,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda,

2 [gedaagde sub 2] , wonende te [woonplaats] , aan het [adres huurder] ,

gedaagde sub 2,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna genoemd: WonenBreburg, de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] .

1.Het verloop van het procedure

1.1.
De procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 13 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
b. de akte vermeerdering van eis van mr. Van den Berg van 3 oktober 2022 met producties 14 en 15;
c. de akte van mr. Gulickx van 12 oktober 2022 met productie 2;
d. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op
14 oktober 2022.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten:
2.1.1.
De heer [naam huurder] (hierna [naam huurder] ) huurt sinds 18 mei 2006 van WonenBreburg de woning met aanhorigheden aan de [adres huurder] te Breda (hierna de woning). [gedaagde sub 2] is woonachtig in de woning en staat bij de gemeente ingeschreven op voormeld adres.
2.1.2.
Op de huurovereenkomst van WonenBreburg en [naam huurder] zijn de
“Algemene Voorwaarden Woonruimte van de stichting WonenBreburg d.d. 1 augustus 2003”van toepassing (hierna de huurvoorwaarden).
2.1.3.
In de huurvoorwaarden staat – onder meer – het volgende opgenomen:
‘6.7 overlast
6.7.1
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door hemzelf, zijn huisgenoten, (huis)dieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
6.7.2
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde of in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of een deel daarvan, of in de directe omgeving die tot het gehuurde behoort, hennep te kweken of te verhandelen of het gehuurde in te richten als hennepkwekerij. Huurder is bekend met het feit dat het hebben van een hennepkwekerij leidt tot schade aan het gehuurde, leidt tot gevaarzetting alsmede overlast veroorzaakt.
6.7.3.
Het is huurder evenmin toegestaan om qat, soft drugs, hard drugs, of andere verboden middelen te verhandelen te produceren of in groepsverband te gebruiken of te laten gebruiken in het gehuurde of in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of een deel daarvan, of in de directe omgeving van het gehuurde. Het is huurder bekend dat het handelen in strijd met voormelde gepaard kan gaan met overlast zoals vervuiling, vandalisme etc.
(…)’
2.1.4.
Bij beschikking van 5 november 2020 zijn de goederen van [naam huurder] vanaf 6 november 2020 onder bewind gesteld met benoeming van [gedaagde sub 1] als bewindvoerder
.
2.1.5.
Op 25 februari 2021 heeft WonenBreburg een brief aan [naam huurder] verzonden met het verzoek om overlast te beëindigen. Ook daarna in de maanden mei 2021, juni 2021, september 2021, oktober 2021, december 2021 en januari 2022 heeft WonenBreburg overlastmeldingen van buurtbewoners ontvangen over [naam huurder] . Het gaat daarbij om geluidsoverlast, dreigend en provocerend gedrag (schreeuwen en schelden), hoeveelheden grof vuil en vuilniszakken in de achtertuin en (het vermoeden van) bezit en handel in drugs. WonenBreburg heeft [naam huurder] bij brief van 24 december 2021 opnieuw gesommeerd overlast te stoppen en spullen uit de achtertuin te verwijderen en verwijderd te houden. Op 19 juli 2022 is [naam huurder] door WonenBreburg nogmaals gesommeerd om zijn achtertuin op te ruimen.
2.1.6.
Op dinsdag 12 oktober 2021 heeft de politie een hennepstekkerij aangetroffen in de woning met 1925 hennepstekken. Op 20 oktober 2021 heeft de politie een bestuurlijke rapportage opgesteld waarin – voor zover van belang – het volgende is opgenomen:
‘Op dinsdag 12 oktober 2021 heeft de politie meerdere hennepstekken (1925 stuks) aangetroffen op de [adres huurder] te Breda. (…) Na binnentreden in de woning werd er in de woning een hennepstekkerij aangetroffen. (…)
Als wijkagent van onder andere de [adres huurder] wil ik graag benoemen dat er meerdere meldingen zijn op het adres aan de [adres huurder] te Breda. Deze meldingen en signalen bestaan uit het melden van geluidsoverlast, huiselijk geweld en het vermoeden dat er drugs ligt/wordt gebruikt in de woning. Niet alleen bij de politie, maar ook bij woningcorporatie wonen Breburg zijn meerdere overlastmeldingen bekend omtrent dit adres.
Signalen vanuit de omwonenden / aanloop woning
Velen buurtbewoners zijn bij mij als wijkagent op de lijn gekomen dat zij vermoedens hebben dat er vaak drugs wordt geleverd. Dit vermoeden komt omdat er vaak korte bezoeken aan de voordeur plaatsvinden. Niet alleen de vermoedens van drugs, maar ook de geluidsoverlast en het huiselijk geweld wat plaatsvindt in de woning zorgt voor een hoop onrust in de straat. Buurtbewoners zijn bang dat dit omslaat naar conflicten in de straat. Dit tast het veiligheidsgevoel van velen omwonenden aan. Ook zou de Dhr. [naam huurder] vaak door de straat lopen en dan naar iedereen aan het schreeuwen en schelden zou zijn. Dit zorgt ervoor dat buurtbewoners niet uit hun woning durven te komen. (…)’.
[Bij een foto in het rapport staat de volgende tekst:] Op deze afbeelding is te zien hoe de hennepstekken verlicht worden om de groei te bevorderen. Deze belichting wordt gedaan middels TL-lampen. Zoals te zien op de afbeelding hangt de bekabeling bloot en staat de TL-balk op een houten tafelblad. Dit zorgt bij kortsluiting voor rechtstreeks brandgevaar.
2.1.7.
Bij brief van 20 oktober 2021 heeft WonenBreburg aan [naam huurder] medegedeeld dat zij de huurovereenkomst wenst te beëindigen vanwege de aangetroffen hennepstekken. [naam huurder] heeft hierop gereageerd in een e-mailbericht van 26 oktober 2021 waarin hij aangeeft dat slechts sprake was van hobbymatige kweek.
2.1.8.
Bij brief van 1 december 2021 heeft de Gemeente Breda aan WonenBreburg een waarschuwing opgelegd op grond van overtreding van de Opiumwet.
2.1.9.
Op 12 juli 2022 en 19 en 25 augustus 2022 is [naam huurder] gesommeerd voor een huurachterstand.

3.De vordering en het verweer

3.1.
WonenBreburg vordert – na eisvermeerdering – samengevat om bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
II. de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] te veroordelen om de woning te ontruimen;
III. de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling van de maandelijks verschuldigde huurpenningen vanaf de datum der dagvaarding, welke achterstand per 3 oktober 2022 € 545,68 bedraagt en nog zullen vervallen tot aan de datum van ontruiming;
Subsidiair:
IV. zodanige maatregelen jegens de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] te treffen als de kantonrechter geraden acht;
Primair en subsidiair:
V. de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs vanaf datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van feitelijke ontruiming;
VI. de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
WonenBreburg heeft haar vordering – kort samengevat – gegrond op de stelling dat sprake is van overlast en dat in de woning een hennepstekkerij met 1925 hennepstekjes is
aangetroffen. De overlast betrof geluidsoverlast (gillen en schreeuwen), provocerend gedrag en een vervuilde tuin. Er is ook een huurachterstand van een maand. [naam huurder] heeft derhalve in strijd met de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet gehandeld. De tekortkoming van [naam huurder] in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt de gevorderde ontbinding en ontruiming. WonenBreburg beschouwt [gedaagde sub 2] op basis van haar gedrag als medehuurster zodat ook jegens haar ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning en betaling van huur- en gebruiksvergoeding wordt gevorderd.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer. Dat sprake zou zijn van een huurachterstand wordt betwist. Dat in het verleden overlast heeft plaatsgevonden wordt niet ontkend, maar die overlast werd ook veroorzaakt door omwonenden en is zes maanden geleden opgehouden. Inmiddels heeft [naam huurder] ook zijn woning en achtertuin netjes opgeruimd. Dat [naam huurder] drie hennepplanten in zijn achtertuin had staan en daarvan de hennepstekjes in de woning voorhanden had wordt niet betwist, doch sprake was van een amateuristische en hobbymatige opzet van de hennepstekkerij. Dat daarbij sprake zou zijn geweest van een gevaarlijke situatie wordt betwist. Tot slot beroept de bewindvoerder zich op het woonbelang van [naam huurder] en voert de bewindvoerder verweer tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring van het vonnis.
3.4.
[gedaagde sub 2] verweert zich door aan te voeren dat zij niets met de hennepstekken te maken had en dat zij niet gedwongen op straat wil komen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van deze procedure is de vraag of de gedragingen van [naam huurder] maken dat
de tussen partijen gesloten huurovereenkomst moet worden ontbonden en de woning moet worden ontruimd. Eerst zullen echter de vorderingen van WonenBreburg op [gedaagde sub 2] worden beoordeeld.
ten aanzien van [gedaagde sub 2]
4.2.
WonenBreburg heeft aan haar (zelfstandige) vorderingen op [gedaagde sub 2] ten grondslag gelegd dat [gedaagde sub 2] zich gedraagt als medehuurster en daarom als zodanig door WonenBreburg wordt aangemerkt.
4.3.
Van een huurovereenkomst is sprake wanneer de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of gedeelte daarvan in gebruik te
verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie.
4.4.
Niet in geschil is dat [gedaagde sub 2] de woning (mede) in gebruik heeft. Er is evenwel geen huurovereenkomst tot stand gekomen tussen WonenBreburg en [gedaagde sub 2] . Ook als [gedaagde sub 2] aan de huur meebetaalt is dat niet anders, en ook andere gedragingen – zoals het gestelde klantcontact over de woning met WonenBreburg – maken dat niet anders. Voorts is noch gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 2] op grond van de wet medehuurder zou zijn geworden, zodat dit betekent dat de vorderingen van WonenBreburg op [gedaagde sub 2] – omdat deze slechts zijn gegrond op een huurovereenkomst – zullen worden afgewezen.
ten aanzien van de bewindvoerder
4.5.
Bij de beantwoording van de vraag of [naam huurder] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst neemt de kantonrechter tot uitgangspunt dat
[naam huurder] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat hij zich moet houden aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet. Indien [naam huurder] deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter moet dus een juridische afweging maken of er sprake is van een tekortkoming en zo ja, of deze van voldoende gewicht is om de huurovereenkomst te ontbinden (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij die afweging zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
4.6.
Op basis van de meldingen en correspondentie in het dossier en de inhoud van de bestuurlijke rapportage van de politie staat genoegzaam vast dat [naam huurder] overlast heeft veroorzaakt voor omwonenden en dat hij een hennepstekkerij met 1925 stekjes in de woning heeft gehad. Hierdoor heeft hij in strijd gehandeld met artikel 6.7. van de huurvoorwaarden (het verbod op het produceren van softdrugs) en artikel 7:213 BW (dat een huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van een gehuurde zaak als goed huurder te gedragen). [naam huurder] is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, wat op grond van artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) betekent dat de huurovereenkomst in beginsel kan worden ontbonden.
4.7.
De kantonrechter begrijpt dat de bewindvoerder zich beroept op de uitzondering van artikel 6:265 lid 1 BW dat de tekortkoming van [naam huurder] de ontbinding met haar gevolgen (ontruiming) niet rechtvaardigt, omdat de tekortkoming van bijzondere aard of geringe betekenis is. Bij beantwoording van de vraag of aanleiding bestaat om deze uitzondering toe te passen kunnen, zoals overwogen, alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.8.
In dat verband voert de bewindvoerder aan dat de overlast al geruime tijd is gestopt en niet meer aan de orde is, er hulpverlening is ingeschakeld, en dat ook de achtertuin inmiddels is opgeruimd. De kantonrechter overweegt dat in ieder geval vast staat dat [naam huurder] in het (recente) verleden overlast heeft veroorzaakt en een grote hoeveelheid spullen, vuilniszakken en grof vuil in zijn achtertuin heeft achtergelaten. Dat inmiddels hulpverlening is ingeschakeld en geen overlast meer plaatsvindt, en de achtertuin inmiddels (deels) is opgeruimd betekent niet dat daarmee de tekortkoming in het verleden ongedaan wordt gemaakt. Daarbij wordt door de kantonrechter meegewogen dat hier niet sprake is geweest van een enkel incident, maar van meerdere – op zichzelf staande – overlastincidenten en dat uit foto’s is gebleken dat de achtertuin tot en met de zomer van 2022 herhaaldelijk vervuild is geraakt, dan weer enigszins wordt opgeruimd, maar vervolgens weer onacceptabel is vervuild. De overlast en vervuiling van de tuin zijn daarom niet gering van aard of omvang.
4.9.
Ook het verweer van de bewindvoerder dat de ontmantelde hennepstekkerij op amateuristische wijze was aangelegd en slechts bedoeld was als hobbymatige kweek, betekent niet dat sprake zou zijn van een geringe tekortkoming. Overwogen wordt dat, hoewel uit de foto’s en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de hennepstekkerij niet op de meest professionele wijze was ingericht, niettemin uit het aantal aangetroffen hennepstekjes in de woning (1925 stuks) blijkt dat sprake is geweest van een omvangrijke hennepstekkerij. Dat deze hennepstekkerij slechts hobbymatig zou zijn bedoeld acht de kantonrechter op grond van het aantal hennepstekjes onaannemelijk. Dat [naam huurder] stelt dat hij achteraf gezien naïef is geweest en niets met de hennepstekjes heeft gedaan (en aan het experimenteren was) doet hieraan geen afbreuk. Bovendien neemt dit ook niet weg dat WonenBreburg er – op grond van haar zerotolerance beleid – belang bij heeft om streng op te treden bij een hennepstekkerij in een woning. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit soort illegale praktijken schade, overlast, gevaarzetting voor brand (en dus gevaar voor omwonenden) kan veroorzaken en criminaliteit kan aantrekken in de omgeving, waardoor omwonenden direct en/of indirect worden blootgesteld aan de gevaren van het criminele circuit die de hennepstekkerijen- en kwekerijen exploiteren. Dat er sterke aanwijzingen zijn dat deze risico’s zich ook daadwerkelijk hebben verwezenlijkt, blijkt bovendien uit de bestuurlijke rapportage en de daarin omschreven vermoedens van omwonenden dat (vaak) drugs werd geleverd (korte bezoeken aan de voordeur) en deze vermoedens niet door de bewindvoerder zijn ontzenuwd. De bewindvoerder stelt dat geen sprake is geweest van een (brand-)gevaarlijke situatie echter, maar die stelling volgt de kantonrechter niet. Uit de bestuurlijke rapportage (met foto van de hennepstekkerij) blijkt immers dat door de politie is vastgesteld dat in de woning
‘zeer onzorgvuldig’was omgegaan met elektriciteit dat zorgde voor
‘brandgevaarlijke situaties’en een
‘direct gevaar voor omwonenden’.Het verweer van de bewindvoerder dat slechts sprake zou zijn geweest van een ledlamp die amateuristisch was opgehangen strookt niet met deze bevindingen en is verder niet door de bewindvoerder onderbouwd zodat deze stelling zal worden gepasseerd.
4.10.
De bewindvoerder heeft in het kader van de tenzij-clausule in artikel 6:265 BW tevens een beroep gedaan op het woonbelang van [naam huurder] dat moet prevaleren. [naam huurder] heeft ter zitting verklaard dat hij nooit zijn woning op het spel heeft willen zetten en dat hij in de woning wil blijven wonen met [gedaagde sub 2] en zijn (pasgeboren) kind omdat zij anders op straat komen te staan. Naar het oordeel van de kantonrechter had [naam huurder] zich evenwel moeten realiseren dat bij ontdekking van de hennepstekkerij hij het risico zou lopen dat zijn huurovereenkomst zou kunnen worden ontbonden en dat zou kunnen leiden tot een ontruiming van de woning. Daar komt bij dat [naam huurder] ter zitting heeft verklaard dat hij ‘niet snapt dat hij daarvoor (de hennepstekkerij) zijn huis uit moet’, omdat het ‘maar een hobby was’ en hij de hennepstekjes ‘beter had kunnen weggooien’. Hiermee geeft [naam huurder] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende blijk van inzicht in – en bewustwording van – de omvang en ernst van de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de door de bewindvoerder aangevoerde omstandigheden, waaronder het woonbelang van [naam huurder] , afgezet tegen het belang van WonenBreburg, niet tot de conclusie leiden dat de tekortkoming van [naam huurder] de ontbinding niet rechtvaardigt. Weliswaar zijn de gevolgen voor [naam huurder] aanzienlijk, echter heeft hij de gevolgen over zichzelf afgeroepen door overlast te veroorzaken en in de woning een hennepstekkerij te hebben. De door de bewindvoerder ingenomen stelling dat het onmogelijk zal zijn om op korte termijn andere woonruimte te vinden en dat [naam huurder] op straat komt te staan heeft de bewindvoerder – na gemotiveerde betwisting daarvan door WonenBreburg – nagelaten om te onderbouwen zodat daaraan voorbij zal worden gegaan. Dit betekent dat de vordering van WonenBreburg strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zal worden toegewezen.
4.11.
Toewijzing van de vordering betekent ook dat [gedaagde sub 2] en haar (pasgeboren) kind de woning zullen moeten verlaten omdat zij tot (leden van) de huishouding van [naam huurder] behoren. De kantonrechter stelt vast dat WonenBreburg tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd dat – in het geval van een (gedwongen) ontruiming – [gedaagde sub 2] en haar kind niet op straat komen te staan en dat voor hen – met hulpverlening – gezorgd zal worden voor een ‘warme overgang’ naar andere woonruimte zodat hun belangen in dat geval zijn gewaarborgd. Om dat te kunnen bewerkstelligen ziet de kantonrechter aanleiding om de ontruimingstermijn te bepalen op vier weken na betekening van het vonnis.
4.12.
De vordering van WonenBreburg om de bewindvoerder te veroordelen tot het betalen van een huurachterstand van € 545,68 en huur c.q. gebruiksvergoeding tot aan het moment van ontruiming van de woning zal eveneens worden toegewezen nu daartegen geen gemotiveerd verweer is gevoerd.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
De bewindvoerder heeft verzocht de vordering bij toewijzing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. WonenBreburg heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Als op de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad verweer wordt gevoerd moet volgens vaste jurisprudentie een belangenafweging plaatsvinden.
4.14.
De kantonrechter ziet in hetgeen de bewindvoerder heeft aangevoerd geen aanleiding om de belangenafweging bij de vraag of een vonnis uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard, anders te beoordelen dan wat hierover onder 4.10 en 4.11 reeds is overwogen. De kantonrechter zal het vonnis daarom zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Proceskosten en wettelijke rente
4.15.
WonenBreburg zal ten opzichte van [gedaagde sub 2] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 2] . Die worden vastgesteld op nihil, omdat niet is gesteld of gebleken dat zij kosten heeft gemaakt die op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor vergoeding in aanmerking komen.
4.16.
De bewindvoerder zal ten opzichte van WonenBreburg als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van WonenBreburg worden vastgesteld op:
  • dagvaarding bewindvoerder € 133,57
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde € 374,00 (twee punten á € 187,00)
totaal € 635,57
4.17.
De nakosten en de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten worden als niet betwist toegewezen op de hierna te melden wijze en met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de tegen [gedaagde sub 2] ingestelde vorderingen af;
5.2.
veroordeelt WonenBreburg in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde sub 2] , welke kosten tot en met vandaag worden vastgesteld op nihil;
5.3.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te Breda aan de [adres huurder] ;
5.4.
veroordeelt de bewindvoerder om het gehuurde binnen vier weken na de betekening van dit vonnis met alle personen en zaken die zich daar van hunnentwege bevinden te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden en deze onder afgifte van de sleutels in nette staat aan WonenBreburg ter beschikking te stellen;
5.5.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de maandelijks verschuldigde huurpenningen vanaf de datum der dagvaarding tot aan de datum van ontbinding, welke achterstand per 3 oktober 2022 € 545,68 bedraagt;
5.6.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woonruimte vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van feitelijke ontruiming, welke gebruiksvergoeding gelijk dient te zijn aan de tot datum van ontbinding verschuldigde huurprijs;
5.7.
veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van dit geding, aan de zijde van WonenBreburg tot op heden vastgesteld op € 635,57, daarin begrepen een bedrag van
€ 374,00 als salaris voor de gemachtigde van WonenBreburg, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.8.
veroordeelt de bewindvoerder in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 93,50 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Hindriks en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.