Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
- € 9,72 (zijnde het bedrag van de parkeerbelasting van € 1,72 vermeerderd met de aanmaningskosten van € 8); en
- € 61 (zijnde het bedrag van de kosten van het dwangbevel van € 44 vermeerderd met de explootkosten € 17),
3.Beoordeling door de rechtbank
- 25 februari 2021 (voor de aanmaningskosten),
- 16 maart 2021 (voor de dwangbevelkosten) en
- 7 april 2021 (voor de explootkosten).
dwangbevelkosten en de explootkostenis het daarmee tijdig ingediend. De invorderingsambtenaar heeft belanghebbendes bezwaar in zoverre dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Omdat het beroep belanghebbende in een betere positie brengt (zie 3.7 hierna), leidt dit voor belanghebbende tot een gegrond beroep.
aanmaningskosten, is het bezwaar buiten de termijn van zes weken na dagtekening van de aanmaning door de invorderingsambtenaar ontvangen. In dit geval is echter het volgende van belang. De wet bepaalt dat – kort gezegd en voor zover hier relevant – een bezwaar of beroepschrift tegen de kosten van de aanmaning niet gegrond kan zijn op de stelling dat de aanmaning niet is ontvangen, tenzij degene van wie de kosten worden gevorderd aannemelijk maakt dat ontvangst redelijkerwijs moet worden betwijfeld. [1]
aanmaningskostenoverweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de Gemeentewet zijn gemeenten bevoegd om parkeerbelasting te heffen. [2] De gemeente Breda heeft hiervan gebruik gemaakt. [3] Op grond van diezelfde Gemeentewet zijn voor de invordering van parkeerbelastingen de bepalingen van de Invorderingswet 1990 (Invorderingswet) en de Kostenwet invordering rijksbelastingen (de Kostenwet) van toepassing. [4] Gelet op de bepalingen in de Invorderingswet geldt voor een naheffingsaanslag een minimale betalingstermijn van 14 dagen, gerekend vanaf de dagtekening van de aanslag. [5] Na afloop van die betalingstermijn kan de invorderingsambtenaar – indien de belastingplichtige de aanslag nog niet heeft betaald – een aanmaning zenden. Op grond van de Kostenwet mag de invorderingsambtenaar hiervoor € 8 kosten in rekening brengen. [6]
dwangbevel- en de explootkostenoverweegt de rechtbank als volgt. Een dwangbevel kan slechts worden uitgevaardigd indien de belastingschuldige op de juiste wijze is aangemaand en daarna in gebreke blijft. In dit geval mocht de invorderingsambtenaar belanghebbende weliswaar aanmanen de naheffingsaanslag te betalen (zie 3.6), maar heeft hij dit niet gedaan op een zodanige wijze dat belanghebbende er kennis van kon nemen voordat de in de aanmaning gestelde betalingstermijn van twee weken begon te lopen (zie 3.4.2). De invorderingsambtenaar heeft daarmee evenmin aannemelijk gemaakt dat belanghebbende het op de aanmaning genoemde verschuldigde bedrag niet binnen de gestelde termijn heeft betaald. Er bestond daarom geen grond voor oplegging van het dwangbevel noch voor het hernieuwde bevel tot betaling. De invorderingsambtenaar heeft de dwangbevel- en explootkosten dan ook ten onrechte aan belanghebbende in rekening gebracht. Het beroep is in zoverre gegrond.