ECLI:NL:RBZWB:2022:6879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en afwijzing WIA-uitkering na medische evaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een WIA-uitkering aanvroeg, en het UWV, dat deze aanvraag had afgewezen. De eiser, die als rigger werkte, had zich op 4 juni 2019 ziekgemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had op 12 mei 2021 de aanvraag afgewezen, en het bezwaar van de eiser werd op 26 november 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank moest beoordelen of het UWV terecht had vastgesteld dat de eiser op 1 juni 2021 voor 23,39% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat hij geen recht had op een WIA-uitkering.

De rechtbank concludeerde dat het UWV de medische situatie van de eiser voldoende had onderkend. De verzekeringsarts had de eiser onderzocht en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat de eiser in staat was om bepaalde functies uit te oefenen, ondanks zijn knieklachten. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en aan de vereisten voldeden. De eiser had geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusies van het UWV konden weerleggen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV terecht was, omdat de eiser niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en hij werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND – WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/132

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 12 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 26 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als rigger bij [naam bedrijf] voor gemiddeld 34,25 uur per week. Hij heeft zich op 4 juni 2019 ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 1 juni 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. Aanvullend heeft hij twee reservefuncties geselecteerd. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 76,61% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 23,39%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen in de FML van 30 april 2021 juist vastgesteld, maar hij maakt wel een opmerking over vertreden en maximale duur van staan en/of lopen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geduide functies passend geacht. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij stelt dat hij niet in staat is om te werken, doordat zijn knieprothese niet in orde is. Het UWV heeft bij het nemen van het bestreden besluit geen rekening gehouden met het gegeven dat eiser nog nadere onderzoeken zou ondergaan. Eiser heeft informatie van deze onderzoeken en van zijn behandeling ingebracht in beroep.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 23,39% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 1 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 1 juni 2021 voor 23,39% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij heeft beschreven dat eiser verminderd belastbaar is ten gevolge van knieklachten. Ook heeft zij medische informatie opgevraagd bij de huisarts. De arts heeft in een aanvullend rapport gemotiveerd waarom de ontvangen informatie geen aanleiding geeft om de functionele mogelijkhedenlijst te wijzigen. [1]
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 22 oktober 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. Hij heeft kennis genomen van het verslag van de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in bezwaar geen nieuwe medische aspecten of argumenten gezien die leiden tot een ander oordeel over de functionele mogelijkheden. In zijn rapport geeft hij wel een nadere toelichting op de beperkingen voor staan, lopen en zitten.
11. Eiser heeft aangevoerd dat er onterecht niet gewacht is op informatie over zijn second opinion in België. In beroep heeft hij deze alsnog ingebracht, waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd dat dit niet leidt tot een ander oordeel over de belastbaarheid. De rechtbank vindt dat de (verzekerings)artsen een voldoende zorgvuldig onderzoek hebben verricht, en dat het niet afwachten van de onderzoeken in België niet leidt tot een ander oordeel. De rechtbank zal uitleggen waarom. (verzekerings)artsen mogen in principe uitgaan van hun eigen oordeel. De arts heeft lichamelijk onderzoek verricht en informatie opgevraagd bij de huisarts. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat hiermee niet voldoende informatie voorhanden was om een oordeel te geven over de belastbaarheid van eiser. De pijnklachten aan de knie waren bekend en zijn kenbaar meegewogen in de beoordeling van de belastbaarheid. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd io deze in beroep ingebrachte informatie, en gemotiveerd dat dit niet tot een ander oordeel over de belastbaarheid leidt.
12. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De arts heeft aangenomen dat eiser verminderd belastbaar is door knieklachten. Door gebrek aan informatie konden de voetklachten niet geobjectiveerd worden, maar deze worden ondervangen door de beperkingen voor de knie. Eiser is in het verleden geopereerd aan zijn handen, maar tijdens het spreekuur heeft de arts normale kracht en beweeglijkheid gezien. Verder heeft eiser diabetes, waarvoor een uitgebreide behandeling plaatsvindt, zonder dat eiser hier belemmeringen door ervaart. Eiser voldoet niet aan een van de situaties waarbij er geen benutbare mogelijkheden zijn. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor dynamische handelingen en statische houdingen.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 22 oktober 2021 beschreven dat hij geen aanleiding ziet om meer of zwaardere beperkingen aan te nemen, omdat in bezwaar geen medische aspecten of argumenten naar voren zijn gekomen die niet al bekend waren. Hij licht wel toe dat eiser bij het zitten de mogelijkheid moet hebben om zijn rechterbeen regelmatig te strekken en dat eiser alles bij elkaar opgeteld niet meer dan vier uur per dag kan staan en/of lopen.
15. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Hij heeft toegelicht dat uit de stukken niet blijkt dat de prothese niet in orde is. De prothese zit op de goede plek en er is geen blijk van loslating. Verder is er geen oorzaak gevonden voor de pijnklachten. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de (verzekerings)artsen dan ook voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om aan te nemen dat eiser op medische gronden niet in staat is om te werken. De rechtbank begrijpt dat eiser klachten heeft, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor het aannemen van meer beperkingen op 1 juni 2021.
16. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de medische beoordeling, acht de rechtbank eiser in staat arbeid te kunnen verrichten, waarbij rekening is gehouden met de beperkingen zoals deze zijn opgenomen in de FML van 30 april 2021 en de toelichting die de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarbij heeft gegeven.
De arbeidskundige beoordeling
17. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gevonden die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (267060) Controleur, tester elektrotechnische apparatuur;
- (111190) Inpakker (handmatig);
- (267041) Assemblagemedewerker elektrotechnische producten.
Op deze functies is de schatting gebaseerd. Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige de functies (267032) Monteur reparatie smartphones en/of tablets en (267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen geschikt geacht.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 19 november 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiser heeft hier in beroep geen argumenten tegen aangevoerd.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 1 juni 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 76,61% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als rigger, zodat eiser voor de overige 23,39% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

20. Omdat eiser op 1 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.