Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in vier wrakingsverzoeken die zijn ingediend door mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg, namens vier vreemdelingen. De verzoekers hebben de wraking van de rechter, mr. Bethlehem, aangevraagd op grond van vermeende vooringenomenheid. De wrakingsverzoeken zijn ingediend naar aanleiding van beslissingen van de rechter in andere procedures, waarin voorlopige voorzieningen zijn getroffen. De verzoekers stellen dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt door de verzoeken tot voorlopige voorzieningen zonder zitting en met onjuiste motivering af te doen. De rechtbank heeft de wrakingsverzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en geconcludeerd dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond vormen voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in deze zaken schade zou kunnen lijden. De rechtbank heeft de verzoeken tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de hoofdzaken zal worden voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.