Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 oktober 2022 met producties 1 t/m 13;
- de brief van mr. Gulickx van 17 oktober 2022 met producties 14 en 15;
2.De feiten
- [naam 1] bewoont met twee zonen de woning aan [woonadres naam 1] .
- [naam 2] woont samen met haar man en zoon in de woning aan [woonadres naam 2] .
- Partijen zijn directe buren van elkaar.
- Partijen leven sinds 2017 met elkaar in onmin en zij beschuldigen elkaar over en weer van het veroorzaken van overlast. Beiden hebben hierover bij de woningbouwvereniging en de politie meldingen gedaan.
- Op 8 juni 2021 hebben de woningbouwvereniging (middels de wijkconsulent), de wijkagent en de gemeente Breda zowel [naam 1] als [naam 2] bezocht. Zij hebben hun het voorstel tot buurtbemiddeling gedaan.
- De buurtbemiddeling heeft niet plaatsgevonden.
- Op 25 mei 2022 zijn coniferen in de tuin van [naam 2] door c.q. in opdracht van [naam 1] gesnoeid. Dit heeft geleid tot een nieuw conflict tussen partijen.
- [naam 1] heeft op 26 mei 2022 bij de politie tegen [naam 2] aangifte gedaan van bedreiging en vernieling.
- [naam 1] heeft bij brief van haar advocaat van 23 september 2022 [naam 2] gesommeerd om bij haar geen overlast meer te veroorzaken.
3.Het geschil
A. [naam 1] te verbieden om overlast te veroorzaken, bestaande uit:
4.De standpunten van partijen
n conventie
1.016,00
€ 508,00.