ECLI:NL:RBZWB:2022:6881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/02/401422 KG ZA 22-444
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • J. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige handelingen tussen buren met geluidsoverlast en bedreigingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2022, zijn twee buren, aangeduid als [naam 1] en [naam 2], verwikkeld in een conflict dat voortvloeit uit beschuldigingen van overlast en onrechtmatige handelingen. De eiseres, [naam 1], heeft [naam 2] aangeklaagd wegens het veroorzaken van geluidsoverlast, het besmeuren van haar woning en het uiten van bedreigingen. De gedaagde, [naam 2], heeft op haar beurt vorderingen in reconventie ingediend, waarin zij [naam 1] beschuldigt van het veroorzaken van overlast en onrechtmatige gedragingen. Beide partijen hebben een lange geschiedenis van conflicten, die zijn verergerd door incidenten zoals het snoeien van coniferen en beschuldigingen van racisme.

De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen voldoende spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, maar heeft geoordeeld dat de vorderingen van [naam 1] niet toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat [naam 1] niet voldoende bewijs heeft geleverd van structurele en excessieve overlast door [naam 2]. Evenzo zijn de vorderingen van [naam 2] in reconventie afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was van onrechtmatige gedragingen door [naam 1]. De rechtbank heeft beide partijen veroordeeld in de proceskosten, waarbij [naam 1] als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt in conventie en [naam 2] in reconventie.

Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor voldoende bewijs bij het indienen van vorderingen in kort geding, vooral in burenconflicten waar subjectieve ervaringen van overlast een grote rol spelen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 november 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/ 401422 / KG ZA 22-444
Vonnis in kort geding van 9 november 2022
in de zaak van
[naam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.F.M. Gulickx,
tegen
[naam 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. dr. P.A. van der Schee.
Partijen zullen hierna [naam 1] en [naam 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2022 met producties 1 t/m 13;
  • de brief van mr. Gulickx van 17 oktober 2022 met producties 14 en 15;
de eis in reconventie met producties 1 t/m 11;
- de mondelinge behandeling op 26 oktober 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

  • [naam 1] bewoont met twee zonen de woning aan [woonadres naam 1] .
  • [naam 2] woont samen met haar man en zoon in de woning aan [woonadres naam 2] .
  • Partijen zijn directe buren van elkaar.
  • Partijen leven sinds 2017 met elkaar in onmin en zij beschuldigen elkaar over en weer van het veroorzaken van overlast. Beiden hebben hierover bij de woningbouwvereniging en de politie meldingen gedaan.
  • Op 8 juni 2021 hebben de woningbouwvereniging (middels de wijkconsulent), de wijkagent en de gemeente Breda zowel [naam 1] als [naam 2] bezocht. Zij hebben hun het voorstel tot buurtbemiddeling gedaan.
  • De buurtbemiddeling heeft niet plaatsgevonden.
  • Op 25 mei 2022 zijn coniferen in de tuin van [naam 2] door c.q. in opdracht van [naam 1] gesnoeid. Dit heeft geleid tot een nieuw conflict tussen partijen.
  • [naam 1] heeft op 26 mei 2022 bij de politie tegen [naam 2] aangifte gedaan van bedreiging en vernieling.
  • [naam 1] heeft bij brief van haar advocaat van 23 september 2022 [naam 2] gesommeerd om bij haar geen overlast meer te veroorzaken.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[naam 1] vordert als voorlopige voorziening om [naam 2] te verbieden:
- onrechtmatige handelingen te verrichten jegens [naam 1] of haar familie,
- overlast of overlastsituaties te veroorzaken in de ruime zin des woords waaronder met name en onder meer (maar niet slechts beperkt tot deze genoemde handelingen):
- het veroorzaken van geluidsoverlast,
- het besmeuren of bekladden van de huurwoning van [naam 1] ,
- het gooien van eieren of andere stoffen of materialen tegen de huurwoning van [naam 1] ,
- de huurwoning of materialen van [naam 1] te verven of bespuiten met verf of met andere materialen,
- het gooien van materialen in de tuin van de huurwoning van [naam 1] ,
- het vernielen of beschadigen van de huurwoning van [naam 1] ,
- het maken van racistische opmerkingen jegens [naam 1] , te uiten in welke vorm dan ook,
- het doen van bedreigingen jegens [naam 1] op welke wijze dan ook,
dit alles op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [naam 2] deze verboden overtreedt,
met veroordeling van [naam 2] in de kosten van deze procedure.
in reconventie
3.2.
[naam 2] vordert als voorlopige voorziening:
A. [naam 1] te verbieden om overlast te veroorzaken, bestaande uit:
- het tegen elkaar hard schreeuwen en gillen van [naam 1] tegen haar zoons,
- het enorm hard stampen op de trappen naar de bovengelegen etages van hun woning,
- het bewust ’s nachts herrie maken met de kliko’s door hier mee rond te rijden in de achtertuin en te slaan met de deksels,
- het enorm hard dicht slaan van de voordeur waardoor de voorruit van [naam 2] in de sponningen trilt,
- het enorm hard slaan met deuren in huis
B. [naam 1] te verbieden onrechtmatige gedragingen tegenover [naam 2] , haar echtgenoot (en haar zoon) te verrichten, bestaande uit:
- het uiten van bedreigingen in welke vorm dan ook,
- het uitschelden in welke vorm dan ook,
- het besmeuren van zaken van de familie [naam 2] ,
- te uiten dat familie [naam 2] racistisch zou zijn,
- het vernielen van zaken van familie [naam 2] .
C. [naam 1] te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 500,00, althans een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, voor iedere keer dat [naam 1] de verboden onder A, en B. overtreedt,
D. [naam 1] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.De standpunten van partijen

4.1.
[naam 1] grondt haar vorderingen in conventie op onrechtmatig handelen door [naam 2] , bestaande uit het gooien van een pot mayonaise tegen het raam van haar woning, het bekogelen van haar woning met eieren, spinazie en stenen, het gooien van varkensvlees en een emmer met ontlasting in haar achtertuin en het besmeuren van haar woning en de daaraan bevestigde beveiligingscamera met verf. [naam 1] heeft als productie 8 een lijst van overlastincidenten overgelegd. Daarnaast wordt [naam 1] door [naam 2] bedreigd en wordt zij geconfronteerd met racistische opmerkingen. Door de handelwijze van [naam 2] wordt haar woongenot ernstig verstoord.
4.2.
[naam 2] ontkent dat zij schuldig is aan de gestelde overlast, vernielingen, bedreigingen en racistische opmerkingen. Zij is in verband met een medische aandoening ook niet in staat om met een pot mayonaise te gooien of briefjes te schrijven. Wel erkent zij dat twee door [naam 1] genoemde incidenten hebben plaatsgevonden: het incident op 18 april 2021, toen haar zoon Wesley uit frustratie over geluidsoverlast de inhoud van een pan spinazie tegen de achterdeur van de woning van [naam 1] heeft gegooid en het incident op 26 mei 2022 toen [naam 2] eieren tegen de voorruit van de woning van [naam 1] heeft gegooid nadat zij [naam 1] erop had aangesproken dat zij haar coniferen had vernield, de zoon van [naam 1] vervolgens wilde gaan vechten en de door haar gebelde politie niet wilde komen.
Volgens [naam 2] is het juist [naam 1] die ernstige overlast veroorzaakt. Die overlast bestaat eruit dat [naam 1] en haar zoons over en weer tegen elkaar hard schreeuwen en gillen, enorm had stampen op de trappen, met de deuren in huis slaan, de voordeur zo hard dichtslaan dat de ruit in de voordeur van [naam 2] in de sponningen trilt en het veroorzaken van herrie door ’s nachts in de achtertuin rond te rijden met de kliko’s en met de deksels te slaan. Daarnaast bedreigen [naam 1] en haar zonen [naam 2] en haar gezin, worden zij uitgescholden en beschuldigd racistisch te zijn en worden hun eigendommen besmeurd en vernield. [naam 2] vordert daarom in reconventie [naam 1] te verbieden om overlast te veroorzaken en onrechtmatige gedragingen tegenover [naam 2] te verrichten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.4.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
5. De beoordeling
in conventie en in reconventie
5.1.
Partijen hebben voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen. Zij stellen beiden dat er sprake is van een voortdurend ernstig verstoord woongenot.
i
n conventie
5.2.
Vooropgesteld dient te worden dat voor de toewijsbaarheid van een vordering als de onderhavige in voldoende mate aannemelijk moet zijn geworden dat er sprake is van onaanvaardbare, aan de ene buur toerekenbare overlast jegens de andere buur. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het wonen in naast elkaar gelegen woningen een zekere mate van, in het algemeen maatschappelijk verkeer aanvaardbare, overlast oplevert, die buren van elkaar hebben te dulden. Of bepaalde overlast onrechtmatig en onaanvaardbaar is en wat buren van elkaar te dulden hebben, hangt mede af van de mate en de frequentie van de overlast. Pas als de overlast structureel excessief is, is er reden voor het opleggen van een ordemaatregel.
5.3.
De vordering [naam 2] te verbieden onrechtmatige handelingen te verrichten jegens [naam 1] of haar familie is te onbepaald en dus hierom niet toewijsbaar. Dit geldt ook voor het gevorderde verbod om overlast en overlastsituaties te veroorzaken in de ruime zin des woords.
5.4.
Met betrekking tot het gevorderde verbod om geluidsoverlast te veroorzaken overweegt de voorzieningenrechter dat [naam 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele excessieve overlast. Het had op de weg van [naam 1] gelegen om gemotiveerd en onderbouwd aan te geven welke geluidsoverlast zij van [naam 2] heeft ervaren en hoe vaak zich dat heeft voorgedaan. Dit heeft zij nagelaten.
5.5.
[naam 1] beschuldigd [naam 2] ervan haar woning te hebben besmeurd of beklad, haar woning of materialen te verven of te hebben bespoten met verf of andere materialen, eieren of andere stoffen of materialen tegen haar woning te hebben gegooid, materialen in haar tuin te hebben gegooid en haar woning te hebben beschadigd of vernielingen daaraan te hebben aangebracht. [naam 2] heeft die incidenten ontkend, met uitzondering van een tweetal incidenten op 18 mei 2021 (waarbij zij overigens niet zelf betrokken was maar haar zoon) en een incident op 26 mei 2022. Dit zijn twee incidenten geweest met een aanwijsbare oorzaak, die bovendien al enige tijd geleden hebben plaatsgevonden,
Door [naam 1] is niets overgelegd waaruit de betrokkenheid van [naam 2] bij recente onrechtmatige handelingen blijkt. Hoewel [naam 1] stelt te beschikken over camerabeelden waaruit de betrokkenheid van [naam 2] bij een aantal van die handelingen zou blijken, heeft zij deze niet overgelegd in deze procedure. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat [naam 2] op die beelden niet te zien is. In ieder geval is op dit moment niet uit te sluiten dat het besmeuren of bekladden van de woning van [naam 1] , het beschadigen en het vernielen daarvan en het gooien van materialen tegen de woning en in de tuin van [naam 1] door huisgenoten van [naam 2] heeft plaatsgevonden of door andere derden. Gelet op dit alles is er onvoldoende grond om aan [naam 2] voor de toekomst een verbod op te leggen.
5.6.
De beschuldigingen tot het maken van racistische opmerkingen heeft [naam 1] gebaseerd op handgeschreven briefjes die in haar brievenbus waren gestopt. [naam 2] ontkent de briefjes geschreven te hebben. Ook betwist [naam 2] dat zij zich jegens [naam 1] bedreigend heeft uitgelaten. Dit betekent dat waarheidsvinding zal dienen plaats te vinden, wat niet mogelijk is in het bestek van dit kort geding. Niet uit te sluiten valt dat de briefjes en bedreigingen afkomstig zijn van huisgenoten van [naam 2] of van andere derden. Er is dus onvoldoende grond om aan [naam 2] voor de toekomst een verbod op te leggen.
5.7.
Dit alles leidt ertoe dat de vorderingen in conventie worden afgewezen.
in reconventie
5.8.
Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor onder 5.2. is overwogen.
Met betrekking tot hetgeen onder A is gevorderd overweegt de voorzieningenrechter dat door [naam 2] niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van - door [naam 1] veroorzaakte- overlast, laat staan dat deze structureel en excessief zou zijn. In elk geval dwingt het door [naam 2] gestelde feitencomplex niet tot een ordemaatregel als voorlopige voorziening.
5.9.
Vordering B zal alleen beoordeeld worden voor zover deze betrekking heeft op gedragingen tegenover [naam 2] . Haar echtgenoot en zoon zijn geen partij in dit kort geding.
5.10.
[naam 1] betwist de door [naam 2] gestelde onrechtmatige gedragingen te hebben gepleegd. Door [naam 2] is onvoldoende concreet bewijs over de betrokkenheid van [naam 1] bij die gedragingen overgelegd. Indien en voor zover de onrechtmatige handelingen hebben plaatsgevonden valt niet uit te sluiten dat niet [naam 1] maar (een van) haar zoons of derden deze hebben verricht. [naam 2] vermeldt zelf onder punt 7 in haar pleitnota dat zowel [naam 1] als haar zonen zich onrechtmatig tegenover haar gedragen, zonder te specificeren wie dan verantwoordelijk zou zijn voor welke gedragingen. Met betrekking tot het snoeien van de coniferen van [naam 2] heeft [naam 1] gesteld dat er slechts overhangende takken zijn verwijderd. In dit kort geding is niet alleen onduidelijk of [naam 1] danwel een derde “manspersoon” (punt 13 pleitnota) de coniferen heeft gesnoeid, daarnaast is niet met enige zekerheid vast te stellen of de coniferen toen zo rigoureus zijn gesnoeid dat deze zijn vernield. Zelfs indien daarvan sprake mocht zijn is de voorzieningenrechter van oordeel dat het om een incident gaat en dat er geen grond is voor een verbod aan [naam 1] om in de toekomst zaken van [naam 2] te vernielen.
5.11.
Dit alles leidt ertoe dat de vorderingen in reconventie eveneens worden afgewezen.
de proceskosten
5.12.
In conventie zal [naam 1] als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam 2] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00
5.13.
In reconventie zal [naam 2] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam 1] worden begroot op
€ 508,00.

6.De beslissing

de voorzieningenrechter
in conventie:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [naam 1] in de proceskosten, aan de zijde van [naam 2] gevallen, tot op heden begroot op € 1.330,00;
6.3.
verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
6.4.
wijst de vorderingen af;
6.5.
veroordeelt [naam 2] in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] gevallen, tot op heden begroot op € 508,00;
6.6.
verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink, voorzieningenrechter en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.