ECLI:NL:RBZWB:2022:6885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/02/402318 / KG ZA 22-482
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over onrechtmatig handelen en erfdienstbaarheid riolering tussen buren

In deze zaak, die op 18 november 2022 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, vorderden eisers, wonende aan [woonadres eisers], een voorlopige voorziening tegen gedaagden, wonende aan [woonadres gedaagden]. De eisers stelden dat de riolering van hun woning onrechtmatig was afgekoppeld door gedaagden tijdens bouwwerkzaamheden, wat leidde tot vochtschade aan hun woning. De eisers voerden aan dat er een erfdienstbaarheid was gevestigd die de afvoer van hemelwater en riolering waarborgde. Gedaagden betwistten de claims en stelden dat zij niet verantwoordelijk waren voor de afkoppeling van de riolering. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die op € 1.330,00 werden begroot. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen rechtsgrond was voor toewijzing van de vorderingen, en dat de medewerking van gedaagden niet noodzakelijk was voor het herstel van de functionaliteit van de riolering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/402318 / KG ZA 22-482
Vonnis in kort geding van 18 november 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. N. Heijkant,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.E.M. Langerhuizen.
Partijen zullen hierna [eisers] . en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 oktober 2022 met producties 1 t/m 18;
  • de brief van mr. Heijkant van 28 oktober 2022 met producties 19 en 20;
  • de brief van mr. Langerhuizen van 2 november 2022 met producties 1 t/m 10;
  • de mondelinge behandeling op 4 november 2022;
  • de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

- [eisers] . zijn sinds 1995 woonachtig aan [woonadres eisers] .
- [eisers] . hebben op 2 november 2018 met [gedaagden] een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de verkoop aan [gedaagden] van het perceel [adres 1] , kadastraal bekend [perceelnummer en kenmerken] Het betreft het achterste deel van de achtertuin van [eisers] ., dat grenst aan [adres 1] (hierna: [perceel] ).
- Door de buren van [adres 2] (familie [naam buren] ) is aan [gedaagden] een aansluitend perceel grond verkocht.
- [gedaagden] hebben op de aangekochte percelen hun woning laten bouwen, gelegen aan [adres 3] De bouwwerkzaamheden zijn eind december 2019 aangevangen.
- In verband met de diepte van de te realiseren woning is in de grond rondom het perceel een stalen damwand geplaatst. De damwand bevindt zich op de percelen van [gedaagden] , op ongeveer 20 centimeter vanaf de perceelsgrenzen
- Partijen hebben in de koopovereenkomst met betrekking tot [perceel] in artikel 20 “nadere afspraken” opgenomen, waaronder de afspraak dat de hemelwaterafvoer van het perceel van [eisers] te allen tijde gehandhaafd zal blijven en dat hiervoor door de notaris een officiële erfdienstbaarheid ten laste van [perceel] zal worden gevestigd.
- De levering van [perceel] aan [gedaagden] heeft op 28 mei 2019 plaatsgevonden.
- De akte van levering bevat de navolgende erfdienstbaarheid:
ERFDIENSTBAARHEID RIOLERING
Partijen zijn overeengekomen een erfdienstbaarheid ten aanzien van de thans aanwezige riolering in het verkochte te vestigen. Voorzover niet reeds eerder gevestigd en voor zover van toepassing worden bij deze gevestigd, ten behoeve van perceel kadastraal bekend [perceelnummer en kenmerken] (het heersend erf), in eigendom van verkoper, en ten laste van het verkochte enerzijds (het dienend erf) de erfdienstbaarheid waardoor de toestand, waarin die onroerende goederen zich thans ten opzichte van elkander bevinden, wordt gehandhaafd, uitsluitend voor wat betreft de riolering. Deze erfdienstbaarheid zal blijven bestaan ook al mocht het dienend erf door bebouwingverbouwing of anderszins van aard en/of bestemming worden veranderd waardoor verzwaring van die erfdienstbaarheden mocht ontstaan. Partijen verklaren de
vestiging van voormelde erfdienstbaarheid te aanvaarden
  • In het voorjaar van 2020 hebben [eisers] geconstateerd dat er sprake was van vochtschade aan hun woning, met name in het souterrain en de kelder. Deze schade bestond onder meer uit vocht in de muren en opgezwollen laminaat. Tevens was er sprake van stank en begon het stucwerk in de woning los te laten. Daarnaast hebben [eisers] . vastgesteld dat de naast de woning gelegen verzamelput, waarin alle leidingen samenkomen, volledig volgelopen was en overliep.
  • [eisers] . hebben daarna een grintbak om hun woning laten plaatsen voor een betere afvoer van het grondwater.
[eisers] . hebben in februari 2022 het bedrijf [naam rioolontstoppingsbedrijf 1] ingeschakeld om de oorzaak van het vochtprobleem op te lossen. [naam rioolontstoppingsbedrijf 1] heeft vastgesteld dat de oorzaak gelegen moest zijn in een (aanzienlijke) verstopping van de riolering buiten de woning. Zij is er niet in geslaagd om het probleem op te lossen. Daarna hebben [eisers] . [naam rioolontstoppingsbedrijf 2] uit Oosterhout ingeschakeld. Dit bedrijf heeft op 5 en 6 juli 2022 een verstopping geconstateerd aan het einde van de achtertuin, ter hoogte van de damwand. Na graafwerkzaamheden werd uiteindelijk ontdekt dat de rioolbuis een open einde heeft, dat zich in de achtertuin van [eisers] . op omstreeks 1 meter van de damwand bevindt en dat deze niet (meer) was aangesloten op de gemeentelijke afvoer.
  • [eisers] . hebben [gedaagden] bij brief van (hun advocaat van) 15 juli 2022 bericht dat zij zich niet aan de erfdienstbaarheid hebben gehouden omdat gebleken is dat de riolering is afgebroken, met alle gevolgen van dien, waaronder overlast van stank en hinder en schade. [gedaagden] zijn verzocht en voorzoveel nodig gesommeerd om de riolering binnen veertien dagen na datum van de brief in de oude toestand te herstellen.
  • [gedaagden] hebben niet aan deze sommatie voldaan. Tussen de advocaat van [eisers] en [gedaagden] /Aegon Schadeverzekering heeft vervolgens correspondentie plaatsgevonden, waarin [gedaagden] zich op het standpunt heeft gesteld dat zij niet aansprakelijk zijn voor de [eisers] . geleden schade.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] . vordert als voorlopige voorziening, samengevat:
I. primair: [gedaagden] te veroordelen om binnen één week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de riolering van [eisers] . te (doen) herstellen in de oorspronkelijke toestand, althans voor wat betreft de functionaliteit van deze riolering, zulks op straffe van een dwangsom;
II. subsidiair: voor zover [gedaagden] in gebreke mochten blijven om aan de onder I. te geven veroordeling te voldoen, te bepalen dat [eisers] . zelf de gebreken door een door [eisers] . aan te wijzen deskundige mogen (laten) herstellen voor rekening van [gedaagden] ;
III. meer subsidiair: althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningen-rechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
IV. alles met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van dit geding en in
alle overige kosten tot tenuitvoerlegging van dit vonnis.
3.2.
[eisers] . gronden hun vorderingen op onrechtmatig handelen door [gedaagden]
Zij voeren daartoe het navolgende aan. De riolering loopt al meer dan 80 jaar vanuit een verzamelput naast hun woning via de rioolbuis naar de gemeentelijke afvoer aan de [straatnaam] . Bij het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden op het perceel van [gedaagden] is de rioolbuis van [eisers] afgekoppeld waardoor deze geen aansluiting meer heeft op de gemeentelijke afvoer. De rioolbuis is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid handmatig door (de aannemer van) [gedaagden] afgekoppeld, want de buis is niet beschadigd of doorkliefd. Een ander scenario is niet aannemelijk. Tot het plaatsen van de damwand had [eisers] immers nooit problemen met de riolering. Het afkoppelen van de rioolbuis is de oorzaak van de verstopping van het riool en de vochtschade aan de woning van [eisers] . Zij verwijzen naar het door hen als productie 8 overgelegde rapport van Dekra Experts van 29 september 2022.
Daarnaast stellen [eisers] . zich op het standpunt dat [gedaagden] . toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen uit hoofde van de overeengekomen erfdienstbaarheid riolering door de rioolbuis af te koppelen. Zij stellen daartoe dat in december 2018 – dus nà het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot [perceel] – door de gemeente aan [eisers] . is medegedeeld dat zich in dat perceel de riolering van [eisers] . bevindt, dat dit vervolgens met [gedaagden] is besproken en dat op advies van de notaris in de leveringsakte de erfdienstbaarheid riolering is opgenomen. [gedaagden] zijn daarmee akkoord gegaan.
3.3.
[gedaagden] . stellen zich op het standpunt dat [eisers] . geen spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. De vochtschade is door [eisers] in 2020 geconstateerd en zij hebben sindsdien niet voortvarend gehandeld. In februari 2022 is immers pas aan [naam rioolontstoppingsbedrijf 1] opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de oorzaak van de vochtschade. Nadat deze het probleem niet kon oplossen hebben [eisers] . vervolgens 5 maanden gewacht om [naam rioolontstoppingsbedrijf 2] in te schakelen.
[gedaagden] betwisten voorts dat zij jegens [eisers] . onrechtmatig hebben gehandeld en zij stellen te hebben gehandeld in overeenstemming met de gevestigde erfdienstbaarheid. Zij voeren daartoe het volgende aan. In artikel 20 van de koopovereenkomst is bepaald dat een erfdienstbaarheid zou worden gevestigd ten aanzien van de aanwezige hemelwaterafvoer. De notaris heeft in dat verband aan partijen verzocht een tekening van de aanwezige hemelafvoer te verstrekken, maar die bleek er niet (meer) te zijn. Daarop is in de e-mailwisseling tussen partijen en de notaris aangegeven dat in de leveringsakte iets opgenomen moest worden waar duidelijk uit zou blijken dat de (hemel)waterafvoer in stand zou blijven en eventueel verplaatst zou mogen worden zolang deze maar zou blijven functioneren. De notaris heeft vervolgens in de leveringsakte in plaats van het woord (hemel)waterafvoer het woord riolering opgenomen. Na de levering van het perceel zijn [gedaagden] in december 2019 gestart met de bouw van hun woning, waaronder het plaatsen van de damwand. Voorafgaand aan het plaatsen daarvan is op 12 december 2019 een KLIC (Kabels en Leidingen Informatie Centrum)-melding gedaan. Hieruit bleek dat er zich geen kabels en leidingen op het perceel bevonden. Omdat [gedaagden] op grond van de gevestigde erfdienstbaarheid rekening moesten houden met één afvoer, namelijk de (hemel)waterafvoer van [eisers] ., is evenwijdig aan de damwandlijn – van de op dat moment nog te plaatsen damwand – een proefsleuf gegraven. De (hemel)waterafvoer is toen aangetroffen en daarmee is tijdens de bouwwerkzaamheden rekening gehouden. [gedaagden] hoefden geen rekening te houden met andere leidingen. In de proefsleuf, die over de gehele breedte van het perceel liep, is geen rioleringsbuis aangetroffen. Het is onlogisch dat indien zij in de proefsleuf zowel de (hemel)waterafvoer als de rioleringsbuis hadden aangetroffen, er alleen voor de (hemel)waterafvoer een doorgang in de damwand zou zijn gemaakt. Omdat [gedaagden] de rioolbuis niet hebben aangetroffen, kunnen zij deze ook niet hebben afgekoppeld. De buis kan ook niet door het plaatsen van de damwand zijn beschadigd. Niet alleen is bij de uitgraving geconstateerd dat het uiteinde van de rioolbuis zich op 1 meter van de damwand bevindt maar ook dat deze nog steeds is voorzien van schuine kant (vellingkant). Ten slotte stellen [gedaagden] dat als de riolering van [eisers] . aangesloten zou zijn geweest op het hoofdriool aan [straatnaam] , zij dan op hun perceel aan de aan de andere kant van de damwand tijdens het vrijgraven ook rioolbuis hadden moeten aantreffen, wat niet het geval is geweest. [gedaagden] betwisten dan ook dat de rioleringsbuis in het verleden aangesloten is geweest op het hoofdriool aan [straatnaam] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

s
poedeisend belang
4.1.
[eisers] hebben de vochtschade in het voorjaar van 2020 vastgesteld. Zij stellen dat zij verschillende onderzoeken hebben laten uitvoeren naar de oorzaak van de vochtschade en dat dit enige tijd in beslag heeft genomen. Gelet op deze toelichting staat de omstandigheid dat geruime tijd is verstreken voordat [eisers] . het onderhavig kort geding aanhangig hebben gemaakt niet in de weg aan het aannemen van een spoedeisend belang bij de vorderingen.
4.2.
[eisers] . vorderen herstel van de riolering naar functioneel gebruik. Zij hebben toegelicht dat door hen benaderde aannemers mogelijkheden zien om de riolering te verleggen: de nieuw te realiseren rioolbuis zou dan komen te liggen langs het perceel van [gedaagden] op het perceel van [naam buren] aan de [adres 2] . [naam buren] heeft daar al mee ingestemd en is bereid om daarvoor een erfdienstbaarheid te doen vestigen ten behoeve van [eisers] . [eisers] . hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij voor het verleggen van de riolering de medewerking van [gedaagden] niet nodig hebben, anders dan dat dit veel geld kost. De voorzieningenrechter begrijpt dat zij zich op het standpunt stellen dat [gedaagden] deze kosten dienen te voldoen en dat daarbij spoedeisend belang bestaat.
4.3.
[gedaagden] hebben op dit punt tegen het spoedeisend belang geen verweer gevoerd. Niet in geschil is verder dat de huidige situatie, met een open einde van de rioleringsbuis, een onwenselijke situatie betreft die aangepakt moet worden. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat [eisers] . spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen.
aannemelijkheid van de vordering
4.4.
De beoordeling van de vraag of [gedaagden] gehouden is medewerking te verlenen aan herstel van de riolering naar functioneel gebruik vergt een voorlopig oordeel over de rechtsverhouding tussen partijen en een afweging van de betrokken belangen.
[gedaagden] hebben gemotiveerd betoogd de erfdienstbaarheid tussen partijen te hebben nageleefd en zij hebben gemotiveerd betwist dat de rioolbuis van [eisers] . door hun toedoen is afgekoppeld. Daar staat tegenover dat door [eisers] . slechts is gesteld dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de rioolbuis door toedoen van [gedaagden] is afgekoppeld. In het rapport van Dekra, waarnaar zij verwijzen, staat vermeld dat het “aannemelijk” is dat de riolering is ontkoppeld in relatie tot de bouwwerkzaamheden op het perceel van [gedaagden] Dit is dus minder stellig dan Van [eisers] . betogen. De deskundige van Dekra motiveert zijn standpunt over de aannemelijkheid als volgt:
“Gelet op de locatie van de ontkoppeling, circa 1 meter vanaf de recent geplaatste metalen damwand, is het aannemelijk dat deze afvoerleiding is ontkoppeld in relatie tot de bouwwerkzaamheden op het door de kopers aangekochte perceel”. Dit is onvoldoende overtuigend, gelet op de toelichting van [gedaagden] over de afwezigheid van de rioleringsbuis in de gegraven proefsleuf en op de rest van het bebouwde perceel. Dat er geen ander scenario bestaat, zoals [eisers] . betogen, is onvoldoende onderbouwd.
In het kader van dit kort geding is geen plaats voor bewijslevering. Partijen zullen hun standpunten in een bodemprocedure nader dienen te onderbouwen. Dit leidt tot het voorlopige oordeel dat [eisers] in dit kort geding onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat door toedoen [gedaagden] de rioleringsbuis is afgekoppeld. Gelet op dat oordeel ontbreekt het aan een rechtsgrond die toewijzing van de vorderingen rechtvaardigt.
Een belangenweging leidt niet tot een ander oordeel, temeer omdat de medewerking van [gedaagden] niet noodzakelijk is om de functionaliteit van de riolering te herstellen/verbeteren.
4.5.
Dit leidt ertoe dat de vorderingen I t/m III worden afgewezen.
proceskosten
4.6.
[eisers] . zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Van [eisers] . in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] gevallen en tot op heden begroot op € 1.330,00;
5.3.
verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. van 't Nedereind, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.