ECLI:NL:RBZWB:2022:6903
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft verzoekster, een individu uit [woonplaats], de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder aangesproken. Verzoekster heeft op 9 februari 2022 verweerder in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig had beslist op haar verzoek van 2 januari 2020 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De ingebrekestelling werd door verweerder op 10 februari 2022 ontvangen. Vervolgens heeft verzoekster op 29 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder. Verweerder heeft uiteindelijk op 7 juni en 16 juni 2022 alsnog beslist op het verzoek van verzoekster, wat leidde tot het intrekken van het beroep door verzoekster, met het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door pas op 16 juni 2022 volledig te beslissen, na de wettelijke beslistermijn, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 november 2022.