ECLI:NL:RBZWB:2022:6906
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in WIA-zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had in eerste instantie geen recht op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) volgens het primaire besluit van 20 juli 2021. Na bezwaar werd dit besluit op 28 maart 2022 ongegrond verklaard. Echter, op 25 augustus 2022 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en vastgesteld dat verzoekster vanaf 10 maart 2021 recht heeft op een loongerelateerde uitkering (WGA). Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 759,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en verweerder is verplicht het griffierecht van € 50,- te vergoeden aan verzoekster.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.