ECLI:NL:RBZWB:2022:6910
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake Wob-verzoek
In deze zaak heeft verzoekster, een natuurlijke persoon, beroep ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De aanvraag was ingediend op 31 maart 2022, maar de minister heeft pas op 20 juli 2022 een besluit genomen. Na ontvangst van dit besluit heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. De minister heeft verzocht om een wegingsfactor van 0,5 toe te passen bij de proceskostenvergoeding, conform de vaste jurisprudentie.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond is.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Dit is in lijn met de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast heeft de rechtbank de minister erop gewezen dat deze verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande en openbaar gemaakt op 17 november 2022.