ECLI:NL:RBZWB:2022:6936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
21/3656, 21/3657
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrek van specifieke zorgkosten door de rechtbank in een belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2022, worden de beroepen van belanghebbenden tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbenden voor het jaar 2017 aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij hij geen rekening had gehouden met de door belanghebbenden geclaimde specifieke zorgkosten. De belanghebbenden, een echtpaar, hadden in hun aangifte een aanzienlijk bedrag aan zorgkosten opgevoerd, die zij in Marokko hadden gemaakt. De rechtbank behandelt de argumenten van de belanghebbenden, die stellen dat de aftrek van zorgkosten ten onrechte is geweigerd, en dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en op hen drukken. De inspecteur betwist dit en stelt dat de belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat de kosten voor aftrek in aanmerking komen.

De rechtbank oordeelt dat de belanghebbenden de last hebben om aan te tonen dat zij recht hebben op aftrek van de zorgkosten. Hoewel de rechtbank erkent dat een deel van de kosten op de belanghebbenden drukken, is er onvoldoende bewijs dat alle gedeclareerde kosten daadwerkelijk door hen zijn gemaakt. De rechtbank besluit dat de specifieke zorgkosten, die niet door de zorgverzekeraar zijn vergoed, alsnog in aftrek kunnen worden gebracht. Dit leidt tot een herziening van de aanslagen, waarbij het belastbaar inkomen van de man en de vrouw wordt aangepast. De beroepen worden gegrond verklaard, en de inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3656 en 21/3657
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], uit [plaats] , belanghebbenden
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst,de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbenden tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 23 juli 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbenden voor het jaar 2017 aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd met aanslagnummers [aanslagnummer 1] .H.76.01 en [aanslagnummer 2] .H.76.01 (hierna: de aanslagen). Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslagen heeft de inspecteur belanghebbenden belastingrente in rekening gebracht (hierna: de belastingrentebeschikkingen).
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbenden tegen de aanslagen ongegrond verklaard.
1.4.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Belanghebbenden hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verzonden aan de inspecteur.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 oktober 2022 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: [belanghebbende 2] mede namens [belanghebbende 1] , bijgestaan door
[persoon] en gemachtigde en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en
[inspecteur 2] .

2.Feiten

2.1.
[belanghebbende 2] (hierna: de man) en [belanghebbende 1] (hierna: de vrouw) zijn gehuwd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning vóór persoonsgebonden aftrek in 2017 bedraagt voor de man € 36.772 en voor de vrouw € 25.671.
2.2.
De man heeft in Marokko gedurende het jaar 2017 diverse medische behandelingen ondergaan. De kosten van die behandelingen alsmede het vervoer met een taxi is steeds contant betaald.
2.3.
Belanghebbenden hebben gezamenlijk aangiften IB/PVV gedaan over het jaar 2017 en daarin een aftrek van specifieke zorgkosten geclaimd. De specifieke zorgkosten zijn in de aangifte als volgt weergegeven.
Voorgeschreven medicijnen
€ 36.292
Uitgaven hulpmiddelen
€ 350
Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit
€ 8.499
Genees- en heelkundige hulp
€ 34.495
Totaal
€ 79.636
Af: drempel
€ 1.937
Saldo specifieke zorgkoten
€ 77.699
2.4.
De specifieke zorgkosten zijn voor 50% (€ 38.850) bij de man en voor 50% bij de vrouw in aftrek gebracht.
2.5.
De inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen afgeweken van de aangiften door geen rekening te houden met de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten.
2.6.
Tot de gedingstukken behoren onder meer de volgende stukken:
Een overzicht van zorgverzekeraar VGZ (hierna: VGZ) inzake de in het jaar 2017 gedeclareerde kosten voor medische uitgaven in binnen- en buitenland, waarin staat vermeld:
“gedeclareerd € 20.381,21, niet vergoed volgens voorwaarden € 9.649,00, verplicht eigen risico € 385,00, vrijwillig eigen risico € 0,00, door ons aan zorgaanbieder betaald € 5.409,28, betaling aan u € 5.322,93, voor eigen rekening € 9.648,72”
Een verklaring van een taxichauffeur in Marokko inzake taxikosten;
Diverse verklaringen van een kliniek, een arts, een professor en een apotheker in Marokko inzake contante betalingen van de man voor behandelingen en medicijnen;
Een schuldbekentenis van de man aan zijn zus alsmede een verklaring van zijn zus waarin staat dat de zus een vordering heeft op de man voor een bedrag van 400.000 Marokkaanse dirham, omgerekend € 38.000 en bankafschriften van contante opnamen in 2021;
Nota’s van apotheken en artsen uit Marokko (in totaal 164 pagina’s) voor kosten van medicijnen van in totaal € 39.138 en geneeskundige hulp van in tototaal € 24.401.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten terecht heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbenden hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Belanghebbenden zijn van mening dat de aftrek van specifieke zorgkosten ten onrechte is geweigerd, omdat de man ziek is en de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. Ter zitting heeft de man toegelicht dat zijn gezondheid in de loop der jaren verslechterd is, hetgeen heeft geleid tot steeds hogere medische kosten ten opzichte van de voorgaande jaren. De man heeft de kosten mede kunnen betalen door geld te lenen van zijn zus, zijn moeder en broer. Desgevraagd is ter zitting verklaard dat van de leningen van zijn moeder en broer geen leningsovereenkomsten zijn opgesteld, omdat dit niet gebruikelijk is in hun cultuur. Verder is ter zitting toegelicht dat de reden dat niet alle in de aangiften vermelde kosten bij VGZ zijn gedeclareerd te maken heeft met de omstandigheid dat VGZ – zonder een duidelijke toelichting – weigert om (een deel van) de kosten te vergoeden. Vanwege de weigering van VGZ om de kosten te vergoeden zijn belanghebbenden op een gegeven moment gestopt met het declareren van de medische kosten, aldus de man.
3.3.
De inspecteur heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat niet in geschil is dat de man ziek is en dat in Marokko in contanten uitgaven zijn gedaan. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat tot het door belanghebbenden in de aangiften vermelde bedrag sprake is geweest van zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen. Verder neemt de inspecteur het standpunt in dat niet aannemelijk is dat de uitgaven op belanghebbenden hebben gedrukt nu de in aftrek gebrachte kosten de inkomsten van belanghebbenden overstijgen, ook in andere jaren hoge bedragen aan zorgkosten in aftrek zijn gebracht en belanghebbenden hebben aangegeven hulp te hebben gehad van familieleden om de medische kosten te betalen. De inspecteur betwist verder dat sprake is van een lening van familieleden.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt voorop dat op belanghebbenden de last rust de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat zij recht hebben op aftrek van de uitgaven voor specifieke zorgkosten. Uitgaven voor specifieke zorgkosten kunnen alleen in aftrek komen indien belanghebbenden aannemelijk maken dat aan alle wettelijke voorwaarden voor aftrek is voldaan, waaronder de voorwaarde dat de kosten op belanghebbenden moeten drukken. Indien de kosten worden vergoed door een zorgverzekeraar of betaald worden door een ander, dan kunnen zij niet in aftrek worden gebracht, omdat het dan geen kosten zijn die op belanghebbenden drukken. De rechtbank is van oordeel dat uit de door belanghebbenden overgelegde stukken onvoldoende duidelijk wordt dat alle door belanghebbenden gedeclareerde kosten op hen hebben gedrukt. Wel acht de rechtbank – onder meer gelet op de geloofwaardige verklaring ter zitting van de man – aannemelijk dat een deel van de kosten op belanghebbenden hebben gedrukt. De rechtbank acht het redelijk om de kosten die gedeclareerd zijn bij VGZ, maar niet door VGZ zijn vergoed, alsnog in aftrek toe te staan. Volgens het verweerschrift gaat het om een bedrag van € 4.555 aan medicijnen en € 4.745 aan genees- en heelkundige hulp.
3.5.
Het voorgaande brengt mee dat de specifieke zorgkosten als volgt dienen te worden vastgesteld.
Voorgeschreven medicijnen
€ 4.555
Genees- en heelkundige hulp
€ 4.745
Totaal
€ 9.300
Af: drempel
€ 1.937
Saldo specifieke zorgkosten
€ 7.363
3.6.
Het belastbaar inkomen uit werk en woning in het onderhavige jaar dient voor de man vastgesteld te worden op € 33.090 (€ 36.772 verminderd met 50% van € 7.363). Het belastbaar inkomen uit werk en woning van de vrouw dient vastgesteld te worden op € 21.989 (€ 25.671 verminderd met 50% van € 7.363).

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
De beroepen zijn gegrond. Omdat de beroepen gegrond zijn moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbenden vergoeden en krijgen belanghebbenden ook een vergoeding van hun proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van samenhangende zaken. Voor de rechtsbijstand door gemachtigde krijgen belanghebbenden een vast bedrag per proceshandeling. Deze vergoeding bedraagt € 1.518 omdat de gemachtigde van belanghebbenden beroepschriften heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag met aanslagnummer [aanslagnummer 2] .H.76.01 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.090 en wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- vermindert de aanslag met aanslagnummer [aanslagnummer 1] .H.76.01 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.989 en wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van in totaal € 98 aan belanghebbenden moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan belanghebbenden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 17 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.