ECLI:NL:RBZWB:2022:6945

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
C/02/362512 / HA ZA 19-538
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundigenbericht over de verdeling van vennootschapsvermogen na beëindiging samenwerking

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2022 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap SEEJAY B.V. en een gedaagde partij. De zaak betreft de verdeling van het vennootschapsvermogen van Promento na beëindiging van de samenwerking tussen partijen. De rechtbank heeft eerder een deskundigenonderzoek bevolen om de eindbalans van Promento vast te stellen en de wijze van verdeling van het vennootschapsvermogen te bepalen. De deskundige heeft de eindbalans per 1 februari 2017 vastgesteld en geconcludeerd dat het opmaken van een balans per 1 januari 2018 niet nodig was. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundige overgenomen, waarbij het 'substance over form'-principe is toegepast, wat inhoudt dat de economische realiteit voorrang heeft boven het juridische karakter van transacties.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de deskundige geen reden heeft gezien om correcties aan te brengen op de arbeidsbeloning van SEEJAY B.V. en dat de post 'Studio Rood' terecht aan de gedaagde in privé is toegerekend. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de deskundige geen reden heeft gezien om de cijfers per 31 januari 2017 aan te passen en dat de waardering van goodwill niet aan de orde was. De rechtbank heeft de deskundige in zijn conclusies gevolgd en bepaald dat partijen de vereffening van Promento dienen uit te voeren conform de hernieuwde balans die door de deskundige is opgesteld.

Tot slot heeft de rechtbank de proceskosten gecompenseerd en bepaald dat de gedaagde een bedrag van € 4.537,51 aan SEEJAY B.V. dient te betalen voor de deskundigenkosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/362512 / HA ZA 19-538
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEEJAY B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres,
advocaat mr. M.H.G. de Neef te Oud-Beijerland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.J. de Rijke te Bergen op Zoom.
Partijen worden hierna Seejay en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 maart 2021
  • het deskundigenbericht
  • de conclusie na deskundigenbericht van Seejay
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft bij voornoemd tussenvonnis een deskundigenonderzoek bevolen met het verzoek de eindbalans van Promento en de wijze van verdeling van (het vennootschapsvermogen van) Promento tussen Seejay en [gedaagde] vast te stellen conform de vennootschapsakte van 13 september 2016 per 1 februari 2017 en per 1 januari 2018. Zij heeft daarbij dhr. [naam accountant] , registeraccountant bij [accountantsbureau] tot deskundige benoemd. De deskundige heeft in het kader van zijn onderzoek een tweetal besprekingen gevoerd met partijen, hun raadslieden en dhr. [naam financieel adviseur] , de financieel adviseur van Seejay. Voorafgaand aan de tweede bespreking is namens [gedaagde] een notitie genaamd “ [gedaagde] Seejay verdeling punten”, hierna: de notitie, ingebracht. Deze notitie is tijdens de tweede bespreking doorgenomen en naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van [gedaagde] heeft de deskundige de in die notitie opgenomen vraagpunten behandeld in zijn rapportage. Deze rapportage heeft hij in concept aan partijen voorgelegd en partijen hebben daarop gereageerd. De deskundige is in zijn definitieve rapportage ingegaan op de reacties van partijen.
2.2.
De deskundige heeft de eindbalans van Promento per 1 februari 2017 vastgesteld en geconcludeerd dat het opmaken van een balans per 1 januari 2018 achterwege kan blijven, daar het in de gecorrigeerde cijfers van 1 februari 2017 opgenomen kapitaal Seejay en de rekening-courant [bedrijf 1] B.V. ongewijzigd blijven. Over dit laatste lijken partijen en de deskundige het eens te zijn. Nu de deskundige conform de vennootschapsakte van 13 september 2016 de eindbalans van Promento heeft vastgesteld per 1 februari 2017, ligt daarin besloten dat alle na 1 februari 2017 door [gedaagde] namens/voor Promento verrichte (rechts)handelingen en gedane privé-opnamen voor rekening van [gedaagde] komen.
2.3.
In het navolgende zal de rechtbank het deskundigenrapport naar aanleiding van de reacties van partijen daarop bespreken en de daarbij de in dat rapport vermelde nummering aanhouden. Zij stelt daarbij voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de rechtbank de conclusies uit het rapport van de door de haar benoemde deskundige volgt, tenzij er daartegen zwaarwegende bezwaren zijn in te brengen. Daarvan is onder meer sprake indien het deskundigenrapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie en logica.
Voorts merkt zij op dat de door [gedaagde] aangedragen bezwaren grotendeels de punten betreffen die in het deskundigenrapport zijn besproken nu zij waren neergelegd in de notitie die hij in het kader van het deskundigenonderzoek had ingebracht.
Onderdeel 4.1.
2.4.
De deskundige heeft het zogenaamde “substance over form”-principe als uitgangspunt genomen bij zijn beoordeling. Dit principe komt erop neer dat in het kader van het opmaken van de jaarrekening bij de verwerking van gebeurtenissen en transacties de economische realiteit voorrang heeft boven het juridische karakter.
Het belangrijkste punt van dit concept is dat een transactie niet op een zodanige manier mag worden geregistreerd dat het de ware bedoeling van de transactie zou verbergen, waarmee de lezers van de jaarrekening van een bedrijf worden misleid. Uit het deskundigenrapport volgt dat de echte bedoeling van de transacties duidelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundige het substance over form principe terecht heeft toegepast, gelet op het karakter van zijn opdracht, namelijk het opmaken van de eindbalans. Tussen partijen is niet in geschil dat hierbij het gehanteerde principe volgens de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving een geaccepteerd principe is. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare.
Onderdeel 4.2.
2.5.
Betreffende de arbeidsbeloning van Seejay heeft de deskundige geoordeeld dat vooralsnog geen reden bestaat een correctie toe te passen op hetgeen tussen partijen is overeengekomen in de vof akte. Hij geeft daarbij aan niet te kunnen vaststellen of en zo ja, in welke mate door [bedrijf 1] arbeid is verricht, maar dat uit het verschil in aan partijen toe te kennen ondernemingsbeloning mag worden afgeleid dat de mate van arbeidsinzet van Seejay (middels de inzet van [bedrijf 1] ) beduidend lager mag worden geacht dan die van [gedaagde] . Voorts weegt hij mee dat door [gedaagde] gedurende de samenwerking geen melding is gemaakt richting Seejay over het niet voldoen aan artikel 4 lid 1 van de vennootschapsakte, waar is bepaald dat partijen hun volledige arbeidskracht zullen inbrengen. De inhoud van de reactie van [gedaagde] naar aanleiding van de concept rapportage is nagenoeg gelijkluidend aan zijn reactie naar aanleiding van het deskundigenrapport waarbij hij stelt dat Seejay niet heeft voldaan aan haar
verplichting op grond van artikel 4 lid 1 van de vennootschapsakte en dat niet relevant is of hij daarvan eerder melding had gemaakt. De deskundige heeft daarop reeds gereageerd in zijn definitieve rapport. Nu gesteld noch gebleken is dat het rapport op dit punt niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, logica en consistentie neemt de rechtbank de conclusie van de deskundige hieromtrent over en maakt die tot de hare.
De rechtbank overweegt daarbij dat tussen partijen niet in geschil is dat niet eerder aan de orde is gesteld dat de Seejay niet zou voldoen aan het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de vennootschapsakte en ziet geen aanleiding om die stelling van [gedaagde] , die door Seejay is betwist en door [gedaagde] op geen enkele wijze is onderbouwd, te volgen.
Onderdeel 4.5.
2.6.
Betreffende de post ‘Studio Rood’ geeft de deskundige aan dat deze terecht aan [gedaagde] in privé is toegerekend. Deze conclusie is deugdelijk onderbouwd en de deskundige heeft in zijn eindrapportage de opmerkingen die [gedaagde] in een eerder stadium heeft gemaakt betreffende het benaderen van dhr. Welling gemotiveerd weerlegd.
De stelling van [gedaagde] dat uit het bedrag van € 20.000 aan goodwill blijkt dat hij zijn onderneming, waarvan de facturen van Studio Rood deel uitmaakten, in de vof heeft ingebracht wordt gepasseerd. [gedaagde] heeft immers zelf aangegeven dat er ter compensatie van de door hem ingebrachte goodwill nog een kapitaalstorting nodig was en dat die kapitaalstorting ontbrak. De deskundige heeft daarvoor echter geen aanleiding gezien. Hij heeft geen reden gezien om op dit punt enige correctie toe te passen. Gelet hierop valt niet in te zien waarom compensatie zou moeten worden toegepast. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare.
Onderdeel 4.6.
2.7.
Betreffende de rekening-courant [bedrijf 1] BV heeft de deskundige geconcludeerd dat er als gevolg van het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst die aan de betalingen ten grondslag ligt het berekenen van een (rente-)vergoeding achterwege dient te blijven. Deze conclusie strookt, zoals Seejay terecht heeft opgemerkt, niet met het bepaalde in artikel 7:129c lid 2 BW, op grond waarvan indien er sprake is van een zakelijke lening rente is verschuldigd over de geleende som, tenzij is overeengekomen dat sprake is van een renteloze lening. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat het een renteloze lening betreft, is de door de deskundige toegepaste correctie niet terecht. Voor het overige wordt de conclusie van de deskundige betreffende deze post wel gevolgd, nu deze deugdelijk is onderbouwd. Dat er sprake is van een lening blijkt zowel uit de vermelding van “lening aan Promento” bij de overschrijving van de verschillende bedragen als uit de uitdrukkelijke erkenning van de schuld van Promento aan [bedrijf 1] in de als productie 13 bij conclusie van repliek overgelegde brief van 17 februari 2017 van [gedaagde] aan [bedrijf 1] , gevoegd bij de e-mail van die zelfde datum, waar [gedaagde] aangeeft: “
Daarnaast is er een bedrag overeengekomen van € 46.000,-- welke ik aan jou verschuldigd zal zijn. Voorstel hiervan is om deze per 1 september 2017 te gaan aflossen over een periode van vijf jaar (…)
Gezien het vorenstaande dient de door de deskundige in de hernieuwde balans weergegeven correctie van de post rekening courant [bedrijf 1] van € 809,-- achterwege te blijven.
Onderdeel 4.7.
2.8.
De deskundige heeft vastgesteld dat [gedaagde] de onderneming, zij het in een andere juridische vorm, feitelijk heeft voortgezet vanaf 1 februari 2017. Hij heeft gemotiveerd aangegeven geen reden te zien om de cijfers per 31 januari 2017 aan te passen. Betreffende de goodwill geeft hij aan dat daarover niet geoordeeld is, nu waardering daarvan niet tot de door [gedaagde] aangedragen issues behoort.
[gedaagde] stelt, onder verwijzing naar de notitie, dat de waardering van goodwill wel bij de beoordeling betrokken dient te worden.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare. Niet valt in te zien op grond waarvan de deskundige de goodwill had moeten waarderen. De enkele opmerking van de raadsman van [gedaagde] aan het begin van de notitie dat [gedaagde] € 20.000,-- aan goodwill heeft ingebracht kan niet tot die conclusie leiden. De goodwill stond al opgenomen in de aanvankelijke balans en de deskundige heeft geen reden gezien om een correctie in de vorm van een kapitaalstorting toe te passen.
Onderdeel 4.9.
2.9.
De deskundige heeft ten aanzien van een aantal posten correcties doorgevoerd. Partijen hebben hieromtrent naar aanleiding van het concept rapport commentaar geleverd en de deskundige heeft hier in zijn definitieve rapport gemotiveerd op gereageerd. De door partijen in hun conclusies na deskundigenbericht weergegeven opmerkingen betreffende deze post zijn inhoudelijk gelijk aan het door hen reeds naar aanleiding van het concept rapport geleverde commentaar.
Nu de deskundige zijn conclusie betreffende de doorgevoerde correcties deugdelijk heeft onderbouwd ziet de rechtbank geen aanleiding daar vanaf te wijken. Zij merkt daarbij nog op dat het feit dat [gedaagde] wellicht bepaalde posten heeft erkend of niet uitdrukkelijk heeft weersproken, bijvoorbeeld door een factuur te voldoen, niet maakt dat achteraf niet geconcludeerd kan worden dat de betreffende post gecorrigeerd dient te worden.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige betreffende de correcties dan ook over en maakt die tot de hare.
2.10.
Partijen zijn het gezien hun reacties in hun laatste conclusies eens over de hoogte van het negatief kapitaal van [gedaagde] en Seejay. Uit de hernieuwde balans (bijlage XII bij het deskundigenrapport) blijkt echter wat de juiste bedragen zijn, namelijk € 25.031,-- en
€ 29.971,--. Met deze, door de deskundige vastgestelde, bedragen dient rekening gehouden te worden.
2.11.
De rechtbank overweegt dat bij het eindigen van de vennootschap gelet op het bepaalde in artikel 12 lid 2 van de vennootschapsakte iedere vennoot gerechtigd is tot of verschuldigd aan de vennootschap het saldo van zijn kapitaalrekening vermeerderd c.q. verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies gemaakt of geleden in het laatste boekjaar blijkens de ten tijde van het eindigen van de vennootschap op te maken eindbalans. Gezien het hiervoor genoemde negatief kapitaal van beide partijen zijn zij een bedrag verschuldigd aan de vennootschap.
In casu is sprake van de verdeling van een ontbonden bijzondere gemeenschap in de zin van art. 3:189 lid 2 BW, te weten: de ontbonden gemeenschap van een vennootschap, waarop artikel 3:185 BW van toepassing is. Ingevolge lid 1 van dit artikel gelast de rechter, voor zover de deelgenoten en zij wier medewerking is vereist over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, op vordering van de meest gerede partij de wijze van verdeling of stelt de rechter zelf de verdeling vast, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang. De leden 2 en 3 van artikel 3:185 BW bevatten de mogelijke wijzen van verdeling. Daarbij heeft de wetgever de vrijheid van de rechter zo min mogelijk beperkt. Gelet hierop zal worden bepaald dat dient te worden vereffend conform de door de deskundige opgestelde hernieuwde balans, welke aan dit vonnis is gehecht, waarbij de door hem uitgevoerde rentecorrectie van € 809,--, zoals hiervoor onder 2.7 overwogen, achterwege dient te blijven.
Elke partij dient zijn deel van het negatief kapitaal zoals vermeld in voornoemde balans voor zijn rekening te nemen.
2.12.
De vordering [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Seejay van bedragen die [bedrijf 1] en [bedrijf 2] als crediteuren van Promento te vorderen hebben, komt niet voor toewijzing in aanmerking. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn immers derde partijen en in het kader van de onderhavige verdeling kan aan deze crediteuren geen voorrangspositie worden verleend noch kan sprake zijn van verrekening.
2.13.
Seejay maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten conform het Rapport BGK Integraal. Nu Seejay slechts heeft gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt maar dit niet nader heeft onderbouwd door te specificeren welke buitengerechtelijke werkzaamheden zij heeft verricht, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.14.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren nu partijen over en weer (deels) in het ongelijk zijn gesteld. Nu de kosten van de deskundige ad € 9.075,02 door Seejay zijn voorgeschoten, dient [gedaagde] op dit punt een bedrag van € 4.537,51 aan Seejay te voldoen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat partijen tot vereffening van Promento dienen over te gaan conform de door de deskundige opgestelde hernieuwde balans zoals bij het deskundigenrapport gevoegd als bijlage XII en welke balans aan dit vonnis is gehecht, waarbij de door de deskundige uitgevoerde rentecorrectie van € 809,-- achterwege dient te blijven;
3.2.
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt en veroordeelt [gedaagde] in dat kader om een bedrag van € 4.537,51 betreffende deskundigenkosten aan Seejay te betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.