ECLI:NL:RBZWB:2022:6950

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8514
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiseres door UWV

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.M.C. Verhaegen, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. H.M. van Gent. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 1 april 2020 te verlagen naar aanleiding van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het UWV had vastgesteld dat eiseres voor 48,42% arbeidsongeschikt was, wat door eiseres werd betwist. De rechtbank heeft de procesgang en de medische situatie van eiseres grondig onderzocht, waarbij de verzekeringsartsen van het UWV de medische gegevens en klachten van eiseres hebben beoordeeld. Eiseres voerde aan dat haar klachten niet adequaat waren vertaald in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 1 april 2020 voor 48,42% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen reden was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering te verlagen werd bevestigd. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/8514 Rectificatie pagina 1

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Procesverloop

Met het besluit van 21 januari 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres meegedeeld dat haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 1 april 2020 zal worden verlaagd omdat zij voor 48,42% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft verweerschriften ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teamszitting van 25 oktober 2022. Eiseres is verschenen samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres was sinds 1 januari 2005 in dienst van [naam werkgever] (hierna: werkgever) als machine operator flameseal voor 33,72 uur per week. Zij heeft zich op 2 februari 2010 wegens heupklachten ziekgemeld. Op 14 december 2011 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV per 31 januari 2012 een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de WIA aan eiseres toegekend. Op grond van de resultaten van een medisch en arbeidskundig onderzoek in het kader van een herbeoordeling naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is haar arbeidsongeschiktheidspercentage per 1 augustus 2014 verhoogd naar 69,95%. Aan deze beoordeling lag (onder meer) de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 mei 2014 ten grondslag.
2. De werkgever heeft op 24 september 2019 een herbeoordeling naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres aangevraagd. Naar aanleiding van dit verzoek heeft het UWV opnieuw een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 1 april 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een FML van 21 januari 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres (nog steeds) niet geschikt is voor haar eigen werk als machine operator flameseal, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 51,58% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 48,42%. De WIA-uitkering van eiseres wordt hierdoor lager.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er aanleiding de FML aan te vullen (FML van 23 juli 2020). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de gewijzigde FML van 23 juli 2020 opnieuw vastgesteld dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen werk als machine operator flameseal en dat de drie geduide functies ook met de nieuwe vastgestelde beperkingen passend zijn. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

5.1.
Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert aan dat haar medische situatie is onderschat en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Volgens eiseres zijn haar aandoeningen sinds 2011 hetzelfde, maar ervaart zij meer klachten. Het UWV heeft deze klachten niet in voldoende mate vertaald in de FML. Eiseres verwijst hierbij naar de FML die door de bedrijfsarts in 2011 is opgesteld. In deze FML heeft een vertaling van de klachten van eiseres naar beperkingen tot het verrichten van arbeid plaatsgevonden. Tevens stelt eiseres dat voor haar een urenbeperking had moeten worden gesteld wegens de noodzaak tot recuperatie. Haar huisarts heeft haar geadviseerd rust te nemen en ook uit haar dagverhaal volgt dat eiseres vaak rust. Tot slot stelt eiseres dat zij een beperking ervaart in haar cognitieve vaardigheden. In bezwaar heeft eiseres nog aangegeven op welke items in de FML een extra of forsere beperking had moeten worden aangenomen en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dat ten onrechte niet overgenomen. Eiseres heeft in beroep nog twee brieven van psycholoog [naam psycholoog] , werkzaam bij Zeeuws Instituut voor Traumaverwerking van 12 juli 2021 en van 1 december 2021 overgelegd. Ter onderbouwing van haar beroepsgrond, dat de FML haar beperkingen niet juist weergeeft, heeft zij nog het verzekeringsgeneeskundig rapport van 25 augustus 2022, opgesteld door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , ingebracht.
5.2.
Ten aanzien van de geduide functies voert eiseres aan dat zij deze niet kan uitoefenen. Ten eerste omdat deze functies haar belastbaarheid overschrijden. Verder heeft zij haar VBO-opleiding maar met de hakken over de sloot gehaald, ontvangt zij begeleiding bij haar administratie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en doet een vriend van haar het woord voor haar; als deze niet aanwezig is kan zij zich niet goed verwoorden. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres stukken van haar school overgelegd, op basis waarvan moet worden vastgesteld dat ten onrechte is bepaald dat zij MBO niveau 1 heeft, en een brief van haar voormalig werkgever, waaruit volgens haar volgt dat zij in haar eigen werk ook geen administratieve taken kon verrichten. Tevens voert eiseres aan dat de geduide functies van productiemedewerker industrie en monteur printplaten verwantschap tonen met haar eigen werk bij [naam werkgever] , waarvoor zij is uitgevallen en tot op heden nog steeds ongeschikt is.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 1 april 2020 voor 48,42% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 april 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per 1 april 2020 voor 48,42% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts heeft de klachten van eiseres, haar belemmeringen, de diagnose en de prognose in zijn rapport vermeld. Hij heeft beschreven dat er sprake is van ongewijzigd diffuse spier/gewrichtspijnen, die ook in rust aanwezig zijn, maar anamnestisch toeneemt bij bewegen/belasten. Hij heeft beschreven dat eiseres overeenkomstig de laatste beoordeling in 2014 belastbaar is met een extra beperking op het item ‘koude’. De belastbaarheid van eiseres is beschreven in de FML van 21 januari 2020.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 23 juli 2020 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd, kennis genomen van de bezwaargronden en van de in bezwaar door eiseres overgelegde informatie. Ook heeft zij eiseres geobserveerd en gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat zij aanleiding ziet om de FML aan te vullen in verband met de dyslexie van eiseres (FML van 23 juli 2020).
11. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres, haar aandoeningen fibromyalgie, hypermobiliteit en Raynaud en de beschikbare informatie van behandelaars en overige betrokken in hun beoordeling als ook de eigen bevindingen uit (lichamelijk en psychisch) onderzoek. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er sprake is van fysieke belemmeringen wegens de spier/gewrichtspijnen. In de FML van 21 januari 2020 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor aanpassingen aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Deze beperkingen komen overeen met de beperkingen die al eerder voor eiseres waren gesteld, namelijk in de FML van 12 mei 2014. Hieraan is in verband met Raynaud een beperking toegevoegd op het item ‘koude’.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 juli 2020 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres grotendeels in stand kan blijven. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien om meer beperkingen aan te nemen voor het schrijven en lezen wegens de dyslexie van eiseres. Voor het overige concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres (FML van 23 juli 2020). Voor een urenbeperking of beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische indicatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is tot slot nog ingegaan op de medische bezwaargronden van eiseres.
14. Eiseres voert allereerst aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus dat eiseres meent dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. De rechtbank volgt eiseres niet in deze blote stelling. De verzekeringsartsen hebben in hun rapporten deugdelijk en begrijpelijk uitgelegd dat eiseres niet voldoet aan de criteria daarvoor. Eiseres heeft dit ook niet betwist. Het door haar in beroep overgelegde rapport van [naam verzekeringsarts] geeft voor deze stelling ook geen enkele steun.
15. Ook kan eiseres niet worden gevolgd in haar betoog dat het UWV ten onrechte geen aanvullende en/of forsere beperkingen heeft aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 23 juli 2020 gemotiveerd dat het aan de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) is om te beoordelen wat eiseres medisch gezien kan zonder dat aantoonbare gezondheidsschade of letsel optreedt bij de aangegeven belastbaarheid. De aangenomen (fysieke) beperkingen door de verzekeringsarts houden al in voldoende mate rekening met de beperkingen. Het feit dat eiseres klachten ervaart betekent niet zonder meer dat deze klachten tot verzekeringsgeneeskundige beperkingen op basis van ziekte of gebrek hoeven te leiden. De stelling van eiseres, dat het UWV ten onrechte heeft nagelaten de door haar in bezwaar nader aangeduide items in de FML, waarop aanvullende of forsere beperkingen hadden moeten worden aangenomen, kan om deze reden niet worden gevolgd. Ten aanzien van de recuperatienoodzaak komt de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie dat eiseres geen aandoening heeft die gepaard gaat met een verminderde beschikbaarheid van energie of een verhoog gebruik van energie. Dat eiseres rust neemt na een activiteit wil niet zeggen dat dit vanuit het medisch oogpunt noodzakelijk is. Eiseres heeft ook niet (medisch) onderbouwd dat een andersluidende conclusie moet worden getrokken over de noodzaak tot het nemen van rust, het rapport van [naam verzekeringsarts] geeft juist een tegenovergestelde conclusie weer. Voor een urenbeperking wordt daarom geen reden aanwezig geacht. In het aanvullend rapport van 20 oktober 2020 beargumenteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de FML, opgesteld door de bedrijfsarts in 2011, een ander doel dient en dus niet gebruikt kan worden om beperkingen aan te nemen voor een WIA claim. Naast het feit dat het om een FML uit 2011 dateert, dat wil zeggen ruim voor de datum in dit geding (1 april 2020), hebben de voorgaande verzekeringsartsen in 2012 en 2014 andere beperkingen aangenomen dan opgenomen waren in die FML uit 2011. Dit maakt dat er geen medische argumenten zijn om nu terug te gaan naar de FML uit 2011, los van de vraag of – zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht stelt – deze FML een ander doel dient. Ten aanzien van de cognitieve vaardigheden concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij geen problemen aan de mondelinge communicatie of cognitieve vaardigheden heeft vastgesteld. Daarnaast heeft eiseres in het verleden in werk kunnen functioneren en is er sindsdien geen aandoening vastgesteld die van invloed is op haar cognitieve en communicatieve vaardigheden. Ook uit de door eiseres in beroep overgelegde brieven van [naam psycholoog] kan niet de door eiseres gewenste conclusie worden getrokken. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 15 maart 2022 heeft opgemerkt volgt hieruit dat bij eiseres sprake is van een neurotische persoonlijkheidsorganisatie. Dit is iets anders dan een persoonlijkheidsstoornis, een ziekte en/of gebrek, op grond waarvan sprake kan zijn van beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Deze persoonlijkheid heeft eiseres vanaf haar geboorte gehad en daarmee heeft zij eerder kunnen werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder vastgesteld dat de depressieve klachten, waarover wordt gesproken, niet zijn vastgesteld in termen van de DSM5, in ieder geval niet ten tijde van de datum in geding. Dit komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep overeen met de eigen bevindingen uit onderzoek. De rechtbank kan deze motivering volgen.
16. Voorgaande wordt niet anders door het door eiseres in beroep overgelegde rapport van [naam verzekeringsarts] . In dit rapport leest de rechtbank dat [naam verzekeringsarts] stelt dat er geen aanknopingspunten zijn voor verdergaande voorwaarden voor arbeid/beperkingen op medische gronden en conform de CBBS-methodiek. Hieruit maakt de rechtbank op dat [naam verzekeringsarts] zich kan verenigen met de FML van 23 juli 2020. Weliswaar schrijft [naam verzekeringsarts] vervolgens dat
overwogen kan wordenom een nadere beperking aan te brengen in rubriek III, items 1, 2 en 3, maar de rechtbank volgt dat niet. Voorop staat dat eiseres beperkt is geacht op het item 3.2. Uit het rapport en de motivering van [naam verzekeringsarts] volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiseres hiermee tekort is gedaan. Dat geldt ook voor de aanduiding ‘normaal’ op de items 3.1 en 3.3. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank nog dat al zou eiseres gevolgd moeten worden in haar stelling, dat op deze drie items een beperking had moeten volgen, dan heeft het UWV ter zitting – onweersproken – gesteld dat in de geduide functies op deze items geen kenmerkende belasting voorkomt.
17. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres moet op 1 april 2020 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 23 juli 2020.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van 23 juli 2020 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- ( sbc-code 315120) Receptionist;
- ( sbc-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker;
- ( sbc-code 315173) Telefonisch verkoper (outbound).
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 3 augustus 2020 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten niet kan verrichten is in feite gericht tegen de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde FML van 23 juli 2020, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat er geen reden is om daaraan te twijfelen.
20. Eiseres stelt dat zij de administratieve functies niet kan verrichten in verband met haar dyslexie, mondelinge communicatie, leervermogen en vermogen om haar administratie te doen. Ter zitting heeft zij hieraan toegevoegd dat zij speciaal onderwijs heeft gevolgd en dat haar diploma hierdoor niet gelijkgesteld kan worden aan een regulier VMBO-diploma. Tevens voert zij aan dat zij niet beschikt over de gevraagde computervaardigheden. De rechtbank merkt op dat, hoewel in haar diploma niet is opgenomen dat het om een speciaal onderwijs gaat, het feit dat zij speciaal onderwijs gevolgd heeft bekend was bij UWV. Daarnaast is in het diploma opgenomen dat de examens zijn afgenomen volgens de voorwaarden zoals gesteld in artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs. Tevens heeft eiseres zelf tijdens de hoorzitting verklaard dat zij het speciaal onderwijs heeft gevolgd wegens haar dyslexie en niet wegens andere redenen. [1] Gezien deze punten ziet de rechtbank niet in waarom het diploma van eiseres (“diploma voorbereidend beroepsonderwijs, eindexamen afdeling verkoop”) niet als een regulier VMBO-diploma aangemerkt kan worden. Hiervan is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dan ook terecht uitgegaan bij het vaststellen van het opleidingsniveau. Ten aanzien van de computervaardigheden merkt de rechtbank op dat in het arbeidsdeskundig rapport van 21 januari 2020 is opgenomen dat eiseres beschikt over redelijke computervaardigheden. Tevens blijkt uit de FML dat eiseres voor maximaal vier uur per dag met toetsenbord en muis kan werken. Nu de functies de belastbaarheid niet overschrijden zijn de geduide functies ook op dit aspect passend. Ook dyslexie leidt niet tot een ander oordeel omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport deze stelling voldoende en duidelijk heeft weerlegd. Tot slot kan de rechtbank niet de waarde geven aan de brief van de werkgever van eiseres van 7 oktober 2022 die eiseres daaraan gehecht wenst te zien, omdat hieruit niet volgt dat zij wegens haar beperkingen de administratieve taken in de geduide functies niet kan verrichten zo zij stelt. Ook kan de gestelde indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 niet tot de conclusie leiden die eiseres wenst, omdat uit de desbetreffende – door eiseres bij haar beroepschrift overgelegde – stukken niet kan worden afgeleid dat zij de geduide functies niet kan verrichten. De stelling van eiseres, dat de functies van productiemedewerker industrie en monteur printplaten verwantschap hebben met haar eigen werk als machine operator bij de werkgever, waarvoor eiseres is uitgevallen en zij nog steeds ongeschikt is, behoeft tot slot geen bespreking omdat deze functies niet aan de schatting ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 1 april 2020 met de middelste van de drie geduide functies 51,58% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als machine operator, zodat eiseres voor de overige 48,42% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 1 april 2020 terecht verlaagd, op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 48,42%. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verzekeringsgeneeskundig rapport d.d. 23 juli 2020 p. 3.