ECLI:NL:RBZWB:2022:6954

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
21/3939
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van leges bij aanvraag omgevingsvergunning en akkoordverklaring

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een aanslag in de leges opgelegd van € 60,65, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend na de ongegrondverklaring van het bezwaar door de heffingsambtenaar op 30 juli 2021. Tijdens de zittingen op 12 oktober en 11 november 2022 zijn zowel belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig geweest.

De rechtbank concludeert dat belanghebbende op 15 april 2020 een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend, waarbij hij een akkoordverklaring heeft ondertekend. De gemeente Breda heeft aanvullende gegevens opgevraagd, maar deze zijn niet ontvangen, waardoor de aanvraag buiten behandeling is gesteld. De rechtbank oordeelt dat de leges terecht zijn opgelegd, aangezien belanghebbende de aanvraag heeft ingediend en de bijbehorende kosten moet dragen. De rechtbank wijst de argumenten van belanghebbende af, waaronder het beroep op dwaling, en stelt vast dat de leges correct zijn berekend volgens de geldende verordening.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3939
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende]uit [plaats], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Breda), de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 juli 2021.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de leges opgelegd van € 60,65 (hierna: leges).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar: [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar].
1.6.
Een tweede zitting waarop de rechtbank het beroep heeft behandeld heeft plaatsgevonden op 11 november 2022. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar].

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 15 april 2020 een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een schuifpoort in een carport. Op het aanvraagformulier heeft belanghebbende de volgende akkoordverklaring aangevinkt:
“Hierbij verklaar ik dat ik de aanvraag/melding naar waarheid heb ingevuld, dat ik correspondentie over mijn aanvraag/melding wil ontvangen op het door mij opgegeven e-mailadres of op het door mij opgegeven adres van de berichtenbox en dat ik weet dat er kosten verbonden kunnen zijn aan het indienen van een aanvraag.”
2.2.
De gemeente Breda heeft bij belanghebbende aanvullende gegevens opgevraagd voor de omgevingsvergunning. De gemeente Breda heeft geen aanvullende gegevens ontvangen. Op 22 juni 2020 heeft de gemeente Breda een brief verzonden aan belanghebbende dat is besloten de aanvraag voor de omgevingsvergunning buiten behandeling te stellen omdat de aanvullende gegevens niet zijn ontvangen.
2.3.
Bij legesnota van 24 juni 2020 zijn door de heffingsambtenaar aan belanghebbende leges in rekening gebracht ten bedrag van € 60,65.
2.4.
Op basis van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de heffing en invordering van leges (Legesverordening Breda 2020) geldt een vast minimum tarief voor het buiten behandeling stellen van een aanvraag omgevingsvergunning.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de leges tot een juist bedrag in rekening zijn gebracht. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Zijn de leges terecht en tot een juist bedrag in rekening gebracht?
3.2.
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Belanghebbende stelt dat hij geen aanvraag voor een omgevingsvergunning in gang heeft gezet. De heffingsambtenaar heeft dit argument gemotiveerd betwist. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende deze beroepsgrond niet aannemelijk heeft gemaakt. Het programma is doorlopen, diverse vragenvelden zijn ingevuld en belanghebbende heeft toestemming gegeven om het proces van digitale overbrenging van die gegevens geactiveerd (anders gezegd: op een ‘send’-knop of iets van dien aard gedrukt). In het licht van de van toepassing zijnde regelgeving is dan een aanvraag gedaan. Daaraan zijn kosten verbonden.
3.4.
Daarnaast stelt belanghebbende dat hij niet bekend was met de formele vereisten van de procedure en dat het contact slechts informatief was. De rechtbank wijst dat betoog af en vat het betoog op als een beroep op dwaling, meer specifiek als onduidelijkheid over de werking van het recht (rechtsdwaling). Het door een belanghebbende onbekend zijn met het objectieve recht wordt echter niet in rechte beschermd. [1] Belanghebbende heeft de akkoordverklaring aangevinkt in de aanvraag voor de omgevingsvergunning, daarmee wordt hij geacht de consequenties daarvan te overzien. Wat er ook van zij van het informatieve karakter wat belanghebbende stelt voor ogen te hebben gehad, de aanvraag van een omgevingsvergunning is niet vrijblijvend.
3.5.
Het gelijk is aan de zijde van de heffingsambtenaar. De legeskosten zijn terecht en tot een juist bedrag in rekening gebracht. Al hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd. Kan niet tot een ander oordeel leiden.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier op 23 november 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage:
Gemeentewet
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Verordening op de heffing en invordering van leges 2020 (Verordening)
Artikel 2, eerste lid, van de Verordening luidt:
Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor:
het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
(…)
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 5, eerste lid, van de Verordening luidt:
De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde.
Artikel 2.5.1 van de bij de Verordening behorende Tarieventabel (Tarieventabel) luidt:
2.5.1 Tarief bij buiten behandeling stellen aanvraag
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning incompleet is en niet verder in behandeling wordt genomen omdat de aanvrager, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, de aanvraag niet of onvoldoende completeert, bedragen de leges in afwijking van het bepaalde onder 2.3.1 tot en met 2.3.18:
(…)
2.5.1.2 Bouwactiviteiten:
Een percentage van 15 van het tarief als genoemd onder 2.3.1.1 met een minimum van € 60,65 en een maximum van € 345,80

Voetnoten

1.Hoge Raad 22 juni 1962, ECLI:NL:HR:1962:AG2058.