In deze civiele procedure tussen ING Bank NV en Namabelu Holding BV heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022 uitspraak gedaan. ING Bank, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. van Lingen, had Namabelu gedagvaard om een gerechtelijke verklaring af te leggen en om betaling van een bedrag dat volgens de vaststelling door de rechtbank aan ING zou toekomen. Namabelu, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G.A. Linssen, voerde echter aan dat ING niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vorderingen omdat zij niet binnen de vervaltermijn van twee maanden een procedure had ingeleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van Namabelu op 9 september 2021 was gedaan, waardoor de vervaltermijn op 9 november 2021 verstreken was. ING had op 5 november 2021 een dagvaarding uitgebracht, maar deze was niet tijdig ingeschreven bij de rechtbank. Het herstelexploot dat op 18 november 2021 werd uitgebracht, voldeed niet aan de vereisten van de wet, omdat het niet kon worden aangemerkt als een geldig herstelexploot. De rechtbank oordeelde dat ING niet tijdig een dagvaardingsprocedure had aanhangig gemaakt en verklaarde ING niet-ontvankelijk in haar vordering. ING werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Namabelu tot op heden zijn begroot op € 3.202,00, te vermeerderen met wettelijke rente.