ECLI:NL:RBZWB:2022:6983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_419
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na toekenning Wajong-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 16 december 2020, waarin haar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) werd geweigerd. De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2022 behandeld. Bij een tussenuitspraak op 27 juli 2022 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek te herstellen. Het UWV heeft vervolgens nader onderzoek gedaan en op 1 september 2022 het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard, waarna haar een Wajong-uitkering is toegekend. Verzoekster heeft daarop het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een kostenvergoeding.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten die verzoekster in beroep heeft gemaakt.

Verzoekster heeft ook om vergoeding van proceskosten in bezwaar gevraagd, maar omdat zij zich in bezwaar niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en geen inzicht heeft gegeven in gemaakte kosten, is er geen aanleiding om tot een veroordeling van kosten in de bezwaarprocedure over te gaan. De rechtbank stelt de kosten voor de rechtsbijstand door een derde vast op € 1.518,--. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/419 Wajong
uitspraak van 21 november 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringenverweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering aan haar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapte (Wajong) toe te kennen.
Het beroep is op 4 mei 2022 op zitting behandeld.
Bij tussenuitspraak van 27 juli 2022 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek te herstellen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het UWV nader onderzoek gedaan.
Bij besluit van 1 september 2022 heeft het UWV het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard en aan haar een Wajong-uitkering toegekend.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 27 oktober 2022 aangegeven zich niet te verzetten tegen een kostenvergoeding.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 1 september 2022 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster in beroep gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-- en een wegingsfactor 1).
3. Verzoekster heeft in beroep ook gevraagd om vergoeding van proceskosten in bezwaar. Zij heeft zich in bezwaar echter niet laten bijstaan door een professioneel gemachtigde. Er is ook geen inzicht gegeven in (eventuele) gemaakte kosten in bezwaar. Er bestaat daarom geen aanleiding om tot een veroordeling van kosten gemaakt in de bezwaarprocedure over te gaan.
4. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verzoekster vrijstelling heeft gekregen voor het betalen van het griffierecht zodat het UWV ook niet gehouden is griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees griffier, op 21 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.