ECLI:NL:RBZWB:2022:6983
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S.A.M.L. van de Sande
- A.J.M. van Hees
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV in proceskosten na toekenning Wajong-uitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 16 december 2020, waarin haar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) werd geweigerd. De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2022 behandeld. Bij een tussenuitspraak op 27 juli 2022 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek te herstellen. Het UWV heeft vervolgens nader onderzoek gedaan en op 1 september 2022 het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard, waarna haar een Wajong-uitkering is toegekend. Verzoekster heeft daarop het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een kostenvergoeding.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten die verzoekster in beroep heeft gemaakt.
Verzoekster heeft ook om vergoeding van proceskosten in bezwaar gevraagd, maar omdat zij zich in bezwaar niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en geen inzicht heeft gegeven in gemaakte kosten, is er geen aanleiding om tot een veroordeling van kosten in de bezwaarprocedure over te gaan. De rechtbank stelt de kosten voor de rechtsbijstand door een derde vast op € 1.518,--. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 november 2022.