ECLI:NL:RBZWB:2022:6986

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4458
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid

In deze zaak heeft verzoekster, een natuurlijke persoon, op 21 september 2022 beroep ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat deze volgens verzoekster niet tijdig had beslist op haar verzoek om informatie, ingediend op 12 juli 2022, op basis van artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De minister heeft op 24 oktober 2022 alsnog op het verzoek beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De minister heeft verzocht om de wegingsfactor 0,5 te hanteren bij de proceskostenvergoeding, conform vaste jurisprudentie.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt, in lijn met de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast heeft de rechtbank de minister erop gewezen dat deze verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 22 november 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4458

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. D.J.C. Post),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bij brief van 21 september 2022 beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 12 juli 2022 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).
Bij besluit van 24 oktober 2022 heeft verweerder op het verzoek beslist.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht conform vaste jurisprudentie de wegingsfactor 0,5 te hanteren.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 0,5).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 22 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.