ECLI:NL:RBZWB:2022:6988

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
395498_E23112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een coördinatievergoeding uit een overeenkomst van opdracht in de bouwsector

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert LT Bouwmanagement BV (hierna: LT) betaling van een coördinatievergoeding van € 90.750,00 van [gedaagde], de erfgename van de heer [naam 1]. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die op 11 december 2009 zou zijn gesloten tussen LT en [naam 1], waarbij LT zich zou inspannen om woningen te realiseren op percelen grond van [naam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat LT betrokken is geweest bij de herontwikkeling van de grond en dat er substantiële werkzaamheden zijn verricht. De rechtbank oordeelt dat LT recht heeft op de vergoeding, ondanks het verweer van [gedaagde] dat de overeenkomst niet authentiek zou zijn en dat LT al betaald zou zijn voor de werkzaamheden. De rechtbank wijst de vordering toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/395498 / HA ZA 22-124
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LT BOUWMANAGEMENT BV,
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. S.M. Depmann te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.P.M.G. van den Boom te Tilburg.
Partijen zullen hierna LT en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 mei 2022 en daarin genoemde stukken,
  • de akte inbreng producties van LT met producties 19 t/m 21,
  • de akte houdende inbreng productie 22 van [gedaagde] met productie 22,
  • de mondelinge behandeling op 23 september 2022,
  • de spreekaantekeningen van LT ,
  • de spreekaantekeningen en productie 23 van [gedaagde] ,
  • de akte uitlating productie van LT .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
LT houdt zich professioneel bezig met het ontwikkelen van bouwplannen, het verrichten van bouwkundig en constructief tekenwerk en het begeleiden en coördineren van bouwprojecten.
2.2.
De vennootschap LT Beheer BV is de moedermaatschappij van LT en de besloten vennootschap LT architecten.
2.3.
[gedaagde] is gehuwd geweest met de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [gedaagde] en [naam 1] hebben jarenlang een boerenbedrijf aan de [adres] gehad. Toen [naam 1] de pensioenleeftijd had bereikt had hij de wens om de weilanden grenzend aan de woning te herontwikkelen en zoveel mogelijk woningen te realiseren. In dat kader heeft hij zich tot LT gewend.
2.4.
Tussen LT en [naam 1] is afgesproken dat wanneer er op de percelen gebouwd zou mogen worden, LT architecten als architect de tekeningen zou mogen maken en LT als aannemer de woningen zou mogen bouwen.
2.5.
De gemeente Haaren heeft op 12 april 2011 toestemming gegeven voor het ontwikkelen van drie zogenaamde ruimtewoningen en één seniorenwoning. Het gewijzigde bestemmingsplan is op 18 april 2013 vastgesteld door de gemeenteraad en op 25 juni 2013 in werking getreden.
2.6.
De vier percelen zijn vervolgens verkocht door [naam 1] . De kopers waren verplicht om de te realiseren woning te laten bouwen door LT .
2.7.
[naam 1] is op 7 september 2015 overleden.
2.8.
Tussen [gedaagde] en LT Beheer BV is een schriftelijke koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het laatste perceel grond met een in aanbouw zijnde woning met bijgebouw gelegen aan de [adres] , die op 25 mei 2020 door [gedaagde] en op 26 mei 2020 door LT Beheer BV is ondertekend.
In de koopovereenkomst is het volgende bepaald.
artikel 20 Nadere afspraken
Partijen zijn verder nadrukkelijk overeengekomen dat:
20.1
verkoper na het ondertekenen van deze koopovereenkomst -behoudens haar volle medewerking te geven aan de juridische levering op de overeengekomen transportdatum en het tot die datum betalen van de gemeentelijke belastingen- op geen enkele wijze meer aansprakelijk is voor kosten, werkzaamheden en/of plichten betrekking hebbend op het verkochte in welke vorm of hoedanigheid dan ook. Koper vrijwaart verkoper dan ook nadrukkelijk hiervoor;
(…)’
2.9.
De levering van voornoemd perceel heeft plaatsgevonden op 18 november 2020.
2.10.
LT heeft aan [gedaagde] een factuur van 19 november 2020 gestuurd voor een bedrag van € 90.750,00 inclusief BTW, terzake een coördinatievergoeding met betrekking tot ‘
Project: Eindafrekening overeenkomst d.d. 11-12-2009’. Ter onderbouwing beroept LT zich op een afschrift van een overeenkomst tussen haar en [naam 1] van 11 december 2009 waarin het volgende is bepaald.
‘ LT Bouwmanagement zal zich inspannen om zoveel mogelijk woningen te realiseren op de weilanden grenzend aan de woning gelegen aan [adres] ( [kadastrale aanduidingen] ).
LT Bouwmanagement ontvangt hiervoor een bedrag aan coördinatie vergoeding van€ 75.000,00 exclusief BTW. Dit is een vast bedrag. Alle tijd die LT Bouwmanagement meer besteed zijn voor risico van LT Bouwmanagement. Dit bedrag mag door LT Bouwmanagement worden gefactureerd op het moment dat het laatste (nog te creëren) perceel is verkocht / geleverd via de notaris. De exacte plannen voor [adres] zijn op dit moment nog niet bekend. Deze woning valt niet onder deze afspraak.
De verkoop van de woningen zal door een door de heer [naam 1] te bepalen makelaar worden verzorgd.’
2.11.
[gedaagde] heeft de factuur ondanks aanmaningen onbetaald gelaten en betwist het bestaan/de authenticiteit van de overeenkomst van 11 december 2009.
2.12.
LT heeft Justiniana Forensisch Schriftexperts (hierna: Justiniana) laten onderzoeken of de handtekening op het afschrift van de overeenkomst van 11 december 2009 al dan niet afkomstig is van [naam 1] . Justiniana heeft op 17 december 2021 een rapport uitgebracht dat door LT als productie 12 is overgelegd. Als conclusie staat in het rapport vermeld dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de te onderzoeken handtekening is geproduceerd door [naam 1] dan dat een willekeurig ander persoon deze handtekening heeft geproduceerd.

3.Het geschil

3.1.
LT vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 90.750,00 als hoofdsom en € 1.682,50 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
LT legt aan haar vorderingen ten grondslag dat tussen haar en [naam 1] op 11 december 2009 een schriftelijke overeenkomst van opdracht is gesloten met betrekking tot de ontwikkeling (het realiseren van woningen) door LT van de percelen grond van [naam 1] . Als productie 5 heeft LT een afschrift van de overeenkomst overgelegd. Volgens LT toont het rapport van Justiniana genoegzaam aan dat de handtekening op de overeenkomst authentiek is.
LT stelt dat uitvoering is gegeven aan de overeenkomst van opdracht. LT heeft er onder andere voor gezorgd dat het bestemmingsplan is gewijzigd teneinde tot realisatie van de vier woningen te komen. Daarnaast heeft LT de sloopactiviteiten begeleid en gesprekken met kopers gevoerd. Dit betreft 633 uren werk voor LT . Conform de overeenkomst van 11 december 2009 heeft LT na levering van het laatste perceel haar werkzaamheden bij [gedaagde] in rekening gebracht. LT stelt dat [gedaagde] als zuiver aanvaard hebbende erfgenaam van [naam 1] gehouden is het overeengekomen bedrag van € 75.000,00 exclusief BTW (€ 90.750,00 inclusief BTW) te voldoen, primair op grond van nakoming van de overeenkomst van 11 december 2009, subsidiair op grond van de loonbetalingsverplichting van artikel 7:405 BW en meer subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet ontvankelijkheidverklaring althans afwijzing van de vordering. [gedaagde] betwist bij gebrek aan wetenschap dat zij (enig) erfgenaam is van [naam 1] . [gedaagde] betwist verder het bestaan van de gestelde overeenkomst van 11 december 2009. Het aangaan van de gestelde overeenkomst is ook niet logisch omdat de overeenkomst is gesloten twee jaar nadat LT en LT architecten bij het project betrokken waren en omdat er in 2009 nog helemaal geen zicht op was of er überhaupt ontwikkeld zou mogen worden en als dat zou kunnen, hoeveel woningen er gebouwd zouden mogen worden en of het wel rendabel zou zijn om te gaan ontwikkelen. Bovendien zou LT betaald worden voor het bouwen en LT architecten voor haar werkzaamheden als architect. [naam 1] zou slechts de kavels verkopen en geen of nagenoeg geen rendement maken omdat hij enorm hoge bedragen aan de gemeente moest betalen om op de grond te mogen bouwen. Verder is niet uiteengezet wat de door LT gestelde coördinatie zou hebben ingehouden. In de periode dat LT Beheer BV het perceel heeft gekocht en de maanden er na is er door LT Beheer en LT niet over een vordering gesproken. Als er een vordering zou bestaan zou LT Beheer dat bij de koop van het perceel wel hebben gezegd en zou het logisch zijn geweest dat zij een beroep zou hebben gedaan op verrekening van de vordering met een aan [gedaagde] verschuldigde bankgarantie, omdat zij eenvoudig de vordering van LT had kunnen overnemen. Verder heeft [naam 1] nooit met [gedaagde] , zijn kinderen of met de heer [naam 2] , die vanaf het begin van de plannen was betrokken, over de gestelde overeenkomst gesproken.
[gedaagde] voert aan dat LT de handtekening van [naam 1] heeft gekopieerd. De originele overeenkomst heeft LT niet. De conclusie van Justiniana dat het zeer waarschijnlijk is dat de handtekening van [naam 1] is, is begrijpelijk omdat LT de handtekening heeft gekopieerd.
[gedaagde] voert aan dat LT is betaald voor de verrichte werkzaamheden. Voor de werkzaamheden zijn facturen verzonden door LT voor in totaal € 61.552,24 en door LT architecten voor in totaal € 35.739,77, die zijn betaald. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] als productie 18 de betreffende facturen overgelegd.
[gedaagde] betwist dat LT 633 uren heeft gewerkt ten behoeve van het project.
Op de mondelinge behandeling voert [gedaagde] nog aan dat de vordering voor zover deze is gebaseerd op de subsidiaire en meer subsidiaire grondslag, is verjaard. Verder voert [gedaagde] aan dat in het geval LT enige vordering op haar mocht hebben, LT Beheer op grond van artikel 20.1 van de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en LT Beheer gehouden is [gedaagde] te vrijwaren.
Daarnaast verzoekt [gedaagde] een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zo wordt voorkomen dat zij mogelijk ten onrechte schade lijdt door de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] haar verweer dat LT niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat bij gebrek aan wetenschap wordt betwist dat zij (enig) erfgenaam van [naam 1] is, niet langer gehandhaafd. Op dit verweer hoeft dan ook niet (meer) te worden beslist.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat [naam 1] zich tot LT heeft gewend voor de herontwikkeling van zijn perceel landbouwgrond naar woningbouwrijpe grond. [gedaagde] erkent dat LT bij deze herontwikkeling betrokken is geweest. LT stelt dat zij er onder andere voor heeft gezorgd dat het bestemmingsplan is gewijzigd teneinde tot de realisatie van de woningen te komen en dat daarvoor een groot aantal gesprekken met de gemeente en de provincie nodig waren en dat er onderzoeken moesten plaatsvinden. Daarnaast heeft LT de sloopactiviteiten begeleid en gesprekken met kopers gevoerd. Gelet hierop kan [gedaagde] niet volstaan met het verweer dat niet duidelijk is wat de coördinatie heeft ingehouden. Dit geldt temeer nu [gedaagde] ook niet aanvoert dat de gestelde werkzaamheden niet nodig waren dan wel dat deze door een ander zijn verricht, en ook niet betwist dat de gestelde werkzaamheden zijn uitgevoerd. [gedaagde] heeft dan ook onvoldoende betwist dat LT coördinerende werkzaamheden heeft verricht. Op grond van het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat LT en [naam 1] een overeenkomst hebben gesloten die ziet op door LT te verrichten werkzaamheden anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen. De overeenkomst van LT en [naam 1] kwalificeert dan ook als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW e.v.
4.3.
Nu LT de overeenkomst in de uitoefening van haar bedrijf is aangegaan, is [naam 1] op grond van artikel 7:405 BW loon aan LT verschuldigd voor de uitgevoerde coördinerende werkzaamheden. Gelet op de niet betwiste omschrijving van de werkzaamheden door LT , gaat de rechtbank ervan uit dat er substantiële werkzaamheden door LT zijn verricht.
Volgens LT zijn zij en [naam 1] voor de uitgevoerde werkzaamheden op 11 december 2009 een vast loon van € 75.000,00 exclusief BTW overeengekomen. [gedaagde] betwist deze afspraak. Volgens [gedaagde] zou LT als tegenprestatie de huizen op de verkochte percelen bouwen. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat LT de kosten van de coördinerende werkzaamheden aan de kopers heeft doorbelast. [gedaagde] voert immers aan dat de coördinerende werkzaamheden door LT in rekening zijn gebracht en betaald waarbij zij ter onderbouwing verwijst naar de door haar als productie 18 overgelegde negentien facturen uit de periode van 4 april 2013 tot en met 7 september 2015 en die facturen zijn niet gericht aan [naam 1] als opdrachtgever maar aan de kopers. Eén van de negentien facturen is gericht aan de zoon van [naam 1] en betreft de voor hem door LT te bouwen vrijstaande woning aan de [adres] . Dertien facturen zijn gericht aan [naam 1] en betreffen de voor hem te bouwen aanleunwoning en vrijstaande woning aan de [adres] . De overige vijf facturen zijn gericht aan de dochter van [naam 1] en haar (toenmalige) partner en betreffen de voor hen te bouwen vrijstaande woning aan de Vogelenzang.
LT betwist dat de gefactureerde bedragen coördinerende werkzaamheden betreffen. Met LT is de rechtbank van oordeel dat uit de negentien aan de kopers gerichte facturen niet blijkt dat er coördinerende werkzaamheden zijn doorbelast. De omschrijvingen van de in rekening gebrachte werkzaamheden (te weten tekenkosten, bestektekeningen e.d., toets bouwbesluit, EPW berekening, statische berekening, werktekening, verschotten, termijn van de aanneemsom, courtage deel makelaar, extra uitgevoerde werkzaamheden, deel aanleg rioolaansluiting, aanleg inrit en aanleg kabelaansluiting Ziggo) zien niet op coördinerende werkzaamheden. [gedaagde] stelt ook niet welke omschrijvingen op de facturen betrekking hebben op de coördinerende werkzaamheden. Een (nadere) onderbouwing van haar verweer dat de coördinerende werkzaamheden reeds zijn doorbelast aan de kopers en zijn betaald, is door [gedaagde] niet gegeven terwijl dit wel op haar weg had gelegen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er in de hele periode tot 19 november 2020 (de onderhavige factuurdatum) niet reeds (afzonderlijk) is gefactureerd en betaald voor de sinds 2009 door LT uitgevoerde coördinerende werkzaamheden. Dit onderschrijft het standpunt van LT dat er tussen haar en [naam 1] op 11 december 2009 een vast loon is overeengekomen (dat is verschuldigd na levering van het laatste perceel).
De rechtbank gaat voorbij aan de betwisting van de authenticiteit van de overeenkomst. Dat LT de handtekening zou hebben gekopieerd, betreft een blote stelling, zonder onderbouwing. Dat [gedaagde] verschillen ontdekt tussen de handtekening op het afschrift van de overeenkomst en de handtekening die in het rapport van Justiniana is opgenomen, biedt geen onderbouwing van de blote stelling, omdat de handtekening in het rapport van Justiniana een ingescande of gekopieerde uitsnede betreft van de handtekening op datzelfde afschrift van de overeenkomst. Daaruit kan dus niet worden afgeleid dat LT de handtekening heeft gekopieerd.
Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat er op 11 december 2009 tussen LT en [naam 1] een vast loon van € 75.000,00 exclusief BTW is overeengekomen voor de door LT uitgevoerde coördinerende werkzaamheden. Dat volgens [gedaagde] het aangaan van de overeenkomst niet logisch is en de overeenkomst nooit aan de orde is gesteld, is geen reden anders te oordelen.
4.4.
Hieruit volgt dat [gedaagde] gehouden is het tussen LT en [naam 1] overeengekomen loon van € 75.000,00 exclusief BTW aan LT te voldoen.
4.5.
Tussen partijen is in geschil of LT Beheer BV op grond van artikel 20.1 van de koopovereenkomst gehouden is [gedaagde] voor deze aanspraak van LT te vrijwaren. Of er een verplichting is tot vrijwaring, is niet relevant voor de beoordeling van de onderhavige vordering. LT is immers geen partij bij de koopovereenkomst tussen LT Beheer BV en [gedaagde] . Of de nadelige gevolgen van dit vonnis door [gedaagde] op LT Beheer BV kunnen worden afgewenteld, zal in een (vrijwarings)procedure tussen [gedaagde] en LT Beheer BV moeten worden beoordeeld.
4.6.
Het gevorderde bedrag van € 90.750,00 inclusief BTW zal dan ook op de primaire grondslag worden toegewezen. De overige verweren behoeven mitsdien geen bespreking.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2020 is niet betwist en zal eveneens worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.682,50 zijn evenmin weersproken en daarom toewijsbaar.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld en deze worden aan de zijde van LT begroot op:
- dagvaarding € 107,22
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
€ 2.785,00(2,5 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 5.729,22
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over proceskosten zal worden toegewezen.
4.11.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.12.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Bij de beoordeling van een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Nu de veroordelingen zien op betaling van een geldsom, is het belang in beginsel gegeven. Het verweer van [gedaagde] dat zij mogelijk ten onrechte schade lijdt door de uitvoerbaar bij voorraadverklaring wordt gepasseerd omdat [gedaagde] heeft nagelaten dit nader te concretiseren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan LT te betalen een bedrag van € 90.750,00 (negentigduizend zevenhonderdenvijfig euro) inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 3 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan LT te betalen een bedrag van € 1.682,50 (éénduizend zeshonderdtweeëntachtig euro en vijftig cent) aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van LT tot op heden begroot op € 5.729,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.