Nu LT de overeenkomst in de uitoefening van haar bedrijf is aangegaan, is [naam 1] op grond van artikel 7:405 BW loon aan LT verschuldigd voor de uitgevoerde coördinerende werkzaamheden. Gelet op de niet betwiste omschrijving van de werkzaamheden door LT , gaat de rechtbank ervan uit dat er substantiële werkzaamheden door LT zijn verricht.
Volgens LT zijn zij en [naam 1] voor de uitgevoerde werkzaamheden op 11 december 2009 een vast loon van € 75.000,00 exclusief BTW overeengekomen. [gedaagde] betwist deze afspraak. Volgens [gedaagde] zou LT als tegenprestatie de huizen op de verkochte percelen bouwen. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat LT de kosten van de coördinerende werkzaamheden aan de kopers heeft doorbelast. [gedaagde] voert immers aan dat de coördinerende werkzaamheden door LT in rekening zijn gebracht en betaald waarbij zij ter onderbouwing verwijst naar de door haar als productie 18 overgelegde negentien facturen uit de periode van 4 april 2013 tot en met 7 september 2015 en die facturen zijn niet gericht aan [naam 1] als opdrachtgever maar aan de kopers. Eén van de negentien facturen is gericht aan de zoon van [naam 1] en betreft de voor hem door LT te bouwen vrijstaande woning aan de [adres] . Dertien facturen zijn gericht aan [naam 1] en betreffen de voor hem te bouwen aanleunwoning en vrijstaande woning aan de [adres] . De overige vijf facturen zijn gericht aan de dochter van [naam 1] en haar (toenmalige) partner en betreffen de voor hen te bouwen vrijstaande woning aan de Vogelenzang.
LT betwist dat de gefactureerde bedragen coördinerende werkzaamheden betreffen. Met LT is de rechtbank van oordeel dat uit de negentien aan de kopers gerichte facturen niet blijkt dat er coördinerende werkzaamheden zijn doorbelast. De omschrijvingen van de in rekening gebrachte werkzaamheden (te weten tekenkosten, bestektekeningen e.d., toets bouwbesluit, EPW berekening, statische berekening, werktekening, verschotten, termijn van de aanneemsom, courtage deel makelaar, extra uitgevoerde werkzaamheden, deel aanleg rioolaansluiting, aanleg inrit en aanleg kabelaansluiting Ziggo) zien niet op coördinerende werkzaamheden. [gedaagde] stelt ook niet welke omschrijvingen op de facturen betrekking hebben op de coördinerende werkzaamheden. Een (nadere) onderbouwing van haar verweer dat de coördinerende werkzaamheden reeds zijn doorbelast aan de kopers en zijn betaald, is door [gedaagde] niet gegeven terwijl dit wel op haar weg had gelegen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er in de hele periode tot 19 november 2020 (de onderhavige factuurdatum) niet reeds (afzonderlijk) is gefactureerd en betaald voor de sinds 2009 door LT uitgevoerde coördinerende werkzaamheden. Dit onderschrijft het standpunt van LT dat er tussen haar en [naam 1] op 11 december 2009 een vast loon is overeengekomen (dat is verschuldigd na levering van het laatste perceel).
De rechtbank gaat voorbij aan de betwisting van de authenticiteit van de overeenkomst. Dat LT de handtekening zou hebben gekopieerd, betreft een blote stelling, zonder onderbouwing. Dat [gedaagde] verschillen ontdekt tussen de handtekening op het afschrift van de overeenkomst en de handtekening die in het rapport van Justiniana is opgenomen, biedt geen onderbouwing van de blote stelling, omdat de handtekening in het rapport van Justiniana een ingescande of gekopieerde uitsnede betreft van de handtekening op datzelfde afschrift van de overeenkomst. Daaruit kan dus niet worden afgeleid dat LT de handtekening heeft gekopieerd.
Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat er op 11 december 2009 tussen LT en [naam 1] een vast loon van € 75.000,00 exclusief BTW is overeengekomen voor de door LT uitgevoerde coördinerende werkzaamheden. Dat volgens [gedaagde] het aangaan van de overeenkomst niet logisch is en de overeenkomst nooit aan de orde is gesteld, is geen reden anders te oordelen.