Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
de Staat der Nederlanden, de Minister van Justitie en Veiligheid.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, opgelegd op 16 juli 2020, ongegrond verklaard. Belanghebbende had zijn auto geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 1,50 plus € 64,50 aan kosten. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van belanghebbende, die stelt dat hij niet kon betalen vanwege een slecht bereik met zijn telefoon en dat hij niet binnen één maar twee parkeervakken stond geparkeerd.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geparkeerd stond op een fiscale parkeerplek en dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat hij een redelijke tijd had om parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende ook gebruik had kunnen maken van een parkeerautomaat, wat hij niet heeft gedaan. Daarnaast wordt het beroep van belanghebbende op een arrest van het gerechtshof verworpen, omdat de omstandigheden in dat geval niet vergelijkbaar zijn.
Belanghebbende vraagt ook om vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van zijn zaak. De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het bezwaar en beroep langer heeft geduurd dan de gebruikelijke termijn van 24 maanden. De overschrijding bedraagt 4 maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500, die voor rekening van de Staat der Nederlanden komt. De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden ook aan als partij in het geding voor de proceskostenvergoeding van € 759 en het griffierecht van € 49. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.