ECLI:NL:RBZWB:2022:6997
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, werd het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 december 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond verklaard. De rechtbank behandelde het beroep op 2 november 2022, waarbij zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende ontvankelijk was in zijn bezwaar, ondanks dat de naheffingsaanslag aan de leasemaatschappij was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van de hoorplicht was, omdat de belanghebbende niet om een hoorgesprek had verzocht. Verder werd vastgesteld dat er een motiveringsgebrek was in de uitspraak op bezwaar, maar dit werd gepasseerd omdat de belanghebbende niet benadeeld was.
De rechtbank bevestigde de bevoegdheid van de parkeercontroleurs en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, aangezien de belanghebbende had geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de heffingsambtenaar tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende, evenals de vergoeding van het griffierecht.