In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een onbetaalde zorgfactuur van € 299,97, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft betoogd dat hij de factuur al had betaald, maar heeft deze stelling niet onderbouwd met bewijs. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn verweer niet heeft kunnen staven en heeft de vordering van CZ toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, wat resulteert in een totaalbedrag van € 347,50 dat de gedaagde aan CZ moet betalen.
In reconventie heeft de gedaagde een vordering ingesteld tegen CZ, stellende dat CZ tekortgeschoten is in de nakoming van de zorgverzekeringsovereenkomst door een medicijnwisseling op te leggen die hem schade heeft berokkend. CZ heeft echter aangevoerd dat deze vordering verjaard is, wat de kantonrechter heeft bevestigd. De gedaagde heeft het verjaringsverweer niet weersproken en bovendien onvoldoende onderbouwd waaruit zijn schade bestaat en dat deze schade het gevolg is van onrechtmatig handelen door CZ. De kantonrechter heeft de reconventionele vordering van de gedaagde afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van CZ.