Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een zorgverzekering bij VGZ had afgesloten. De gedaagde had in juli 2021 een betalingsregeling getroffen, maar deze regeling is in september 2021 komen te vervallen omdat hij deze niet nakwam. Na een tweede betalingsregeling, die per 13 maart 2022 ook verviel, heeft VGZ de gedaagde gesommeerd tot betaling van een openstaand bedrag van € 1.299,96. De gedaagde heeft vervolgens een verweer gevoerd, waarin hij stelde dat hij een lopende betalingsregeling had die hij zonder extra kosten wilde continueren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een betalingsachterstand was en dat de gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen. De rechter oordeelde dat VGZ terecht de laatstelijk gemaakte betalingsregeling als geëindigd mocht beschouwen en dat het volledige bedrag ineens opeisbaar was. De vordering van VGZ tot betaling van € 500,- aan hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en de proceskosten. De rechter heeft ook aangegeven dat een betalingsregeling alleen tussen partijen zelf kan worden overeengekomen, en dat de gedaagde contact moet opnemen met VGZ indien hij een nieuwe regeling wil treffen.
Het vonnis is uitgesproken op 23 november 2022 door mr. Dijkman en is uitvoerbaar bij voorraad.