ECLI:NL:RBZWB:2022:7122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
02/334288-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 19 januari 2021 heeft verdachte, terwijl hij met zijn Ford C-Max reed, een verkeersongeval veroorzaakt op de Burgemeester Letschertweg in Tilburg. Verdachte reed te hard en negeerde een rood verkeerslicht, waardoor hij in botsing kwam met een overstekende voetganger, [slachtoffer], die als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte met een snelheid tussen de 108 en 113 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 80 kilometer per uur was. De omstandigheden waren bovendien ongunstig, aangezien het regende en het nog donker was. De rechtbank oordeelde dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door niet te remmen voor het verkeerslicht en door de snelheid niet te matigen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de schuld van verdachte vast te stellen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de medeschuld van het slachtoffer, maar legde uiteindelijk een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden op, met een proeftijd van één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/334288-21
vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. Van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, dat aan zijn schuld te wijten is en waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde waarbij de mate van schuld volgens de officier van justitie aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is. De officier van justitie baseert zich daarbij op de resultaten van de analyse van de verkeersregelinstallatie, waaruit zij afleidt dat verdachte harder heeft gereden dan is toegestaan en door het rode verkeerslicht is gereden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat er twijfels bestaan over de juistheid van de analyse van de verkeersregelinstallatie. Bovendien komen deze resultaten niet overeen met wat verdachte en de onafhankelijke [getuige] hebben verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Verdachte reed op 19 januari 2021 omstreeks 07.23 uur in een Ford C-Max op de Burgemeester Letschertweg in Tilburg en kwam op een kruising met een voetgangersoversteekplaats in botsing met een overstekende voetganger, [slachtoffer] . [slachtoffer] is daarbij zwaargewond geraakt en met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [slachtoffer] heeft daarbij een onderbeenbreuk, bovenarmbreuk, polsbreuk, miltbloeding, bloeding in de hersenen, schedelbasisbreuk, een kneuzing van de long en peesletsel aan zijn hand opgelopen.
Het wegdek was vochtig, omdat het regende en het was op het moment van het ongeval nog donker. De verkeersregelinstallatie was in werking.
Naar aanleiding van het ongeval is er een onderzoek ingesteld naar de verkeersregelinstallatie. De gegevens met betrekking tot de werking daarvan zijn opgeslagen in een faselog. Met gebruikmaking van deze gegevens heeft de politie omtrent de toedracht van het ongeval het volgende vastgesteld.
Op 07:22:53,4 uur werd de detectielus voor de stopstreep door de auto van verdachte geactiveerd en op 07:22:53,7 uur gedeactiveerd. Dit laatste betrof 0,9 seconden voordat het licht voor de voetgangers op groen ging. Uit de analyse blijkt dat het aannemelijk is dat zowel het verkeerslicht voor verdachte als het verkeerslicht voor de voetgangers op dat moment rood licht uitstraalden. Uit diezelfde analyse blijkt dat het verkeerslicht voor de richting van verdachte minimaal 0,6 seconde rood licht uitstraalde voordat de detectielus voor de stopstreep door de auto van verdachte werd geactiveerd. Kort gezegd; het verkeerslicht straalde op het moment van passeren van de stopstreep door verdachte rood licht uit waarvoor verdachte had moeten stoppen. Bovendien straalde het verkeerslicht al op het moment dat verdachte met zijn auto over de detectielus 171,6 meter voor de stopstreep reed, geel licht uit.
Op basis van de logbestanden is ook een berekening van de snelheid gemaakt die verdachte reed. Aan de hand van de registratie van de activatie van de detectielussen in het wegdek door de auto van verdachte, is berekend dat verdachte de voetgangersoversteekplaats waarop het verkeersongeval plaatsvond is genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 108 en 113 kilometer per uur. Verdachte reed met een fors hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur.
Betrouwbaarheid analyse
Door de verdediging is aangevoerd dat er twijfels bestaan over de juistheid van de analyse van de verkeersregelinstallatie en dat verdachte daarom zou moeten worden vrijgesproken. De verdediging stelt dat het mogelijk is dat de geanalyseerde gegevens niet horen bij de auto van verdachte, maar bij de auto van een andere weggebruiker. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de conclusies die uit de analyse naar voren zijn gekomen. Weliswaar komen de conclusies niet (volledig) overeen met de verklaring van [getuige] en de verklaring van verdachte, maar dit is ook niet onlogisch nu [getuige] niet gezien heeft welke kleur het verkeerslicht voor verdachte uitstraalde en een schatting van iemands snelheid met het blote oog in beginsel niet betrouwbaar is. De rechtbank stelt op basis van de conclusies van de analyse vast dat de gemeten snelheid de auto van verdachte betreft, omdat deze na het ongeval de volgende detectielus – die na de kruising ligt – niet meer gepasseerd is. Dit past bij de vaststelling dat deze auto bij het ongeval is betrokken.
Tussenconclusies
Op basis van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende tussenconclusies:
  • verdachte is op 19 januari 2021 omstreeks 07.23 uur op de Burgemeester Letschertweg in Tilburg met zijn Ford C-Max in botsing gekomen met een voetganger, [slachtoffer] , die als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
  • het regende op dat moment en het was nog donker;
  • de auto van verdachte is met een snelheid gelegen boven de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, terwijl het verkeerslicht voor hem rood licht uitstraalde, de stopstreep voor de kruising met de voetgangersoversteekplaats gepasseerd.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 WVW, is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Verdachte is met zijn auto met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, terwijl het regende en nog donker was, op een met verkeerslichten beveiligd kruispunt, met onder andere een oversteekplaats voor voetgangers, afgereden zonder zijn snelheid te matigen. Toen verdachte op 171,6 meter voor de stopstreep een detectielus activeerde, straalde het verkeerslicht al geel licht uit. Op dat moment moet verdachte in staat zijn geweest om zijn auto, normaal remmend, voor de stopstreep tot stilstand te brengen. Verdachte reed echter door het rode licht de kruising op en heeft nog geprobeerd de voetgangers te ontwijken die aan het oversteken waren. Verdachte heeft daarbij een van de voetgangers, [slachtoffer] , niet kunnen ontwijken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op deze wijze heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van hem als bestuurder van een auto mocht worden verwacht. Hij heeft immers meerdere op zichzelf staande verkeersovertredingen begaan (niet remmen voor geel/oranje, rijden met een te hoge snelheid en door rood rijden). Niet alleen het feit dat meerdere verkeersovertredingen zijn begaan, maar met name de combinatie hiervan, direct voorafgaand aan het naderen van de kruising, onder de omstandigheid dat het donker was en regende, moet worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij voldoende mate van voorzichtigheid de overstekende voetganger tijdig had kunnen en moeten zien. Bovendien was hij dan in staat geweest tijdig te anticiperen. Een zodanige onvoorzichtigheid brengt onder de gegeven omstandigheden mee dat sprake is geweest van verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag van verdachte.
De rechtbank merkt nog op dat zij het rijgedrag van verdachte niet als roekeloos kwalificeert. Verdachte heeft weliswaar twee verkeersregels geschonden – hij heeft namelijk te hard en door rood gereden –maar hij heeft dat niet gedaan in ernstige mate en met het opzet daarop gericht.
Medeschuld slachtoffer
De verdediging heeft – subsidiair – gewezen op medeschuld aan de kant van de voetganger. Hierover overweegt de rechtbank als volgt. In zijn algemeenheid geldt dat de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer, schuld aan de zijde van verdachte niet opheft. In uitzonderlijke gevallen kan dit anders zijn, maar de rechtbank is van oordeel dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet. Uit het onderzoek blijkt dat de voetganger een ernstige verkeersfout heeft gemaakt, door door het rode licht te lopen en de kruising over te steken. Het feit dat verdachte te hard reed, maakt het voor andere weggebruikers echter lastig om de snelheid van zijn voertuig en de afstand van dat voertuig tot de kruising in te schatten en heeft dus mogelijk meegespeeld bij het maken van een inschattingsfout van de voetganger. Onder die omstandigheden pleit het maken van een verkeersfout door de voetganger verdachte niet vrij. De rechtbank zal hier echter wel rekening mee houden bij het bepalen van de strafmaat.
Conclusie
Verdachte heeft door zijn aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag dan ook schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 januari 2021 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester
Letschertweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijke toegestane snelheid van 80 km/u en daarbij geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd
driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
een onderbeenbreuk en een bovenarmbreuk en een polsbreuk en een
bloeding van de milt en een hersenbloeding en een schedelbasisbreuk en
een longkneuzing en peesletsel in een hand is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt, bepleit de verdediging dat volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. De verdediging heeft er op gewezen dat sprake is van een lichte mate van schuld aan de zijde van verdachte en van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer. Daarnaast is sprake van persoonlijke omstandigheden die verzachtend werken. Deze persoonlijke omstandigheden van verdachte omvatten zijn blanco strafblad, de impact van het ongeval op verdachte en de verzorging van zijn ernstig zieke vrouw waardoor zijn rijbewijs onmisbaar is. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd om met het slachtoffer in contact te komen en heeft hij de mogelijkheid van mediation beproefd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich als bestuurder van een auto schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Niet alleen heeft hij op de Burgemeester Letschertweg te hard gereden, maar ook is hij door rood gereden. Dit terwijl verdachte bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse waardoor hij wist dat het een druk kruispunt betrof. Bovendien was het donker en regenachtig, omstandigheden waaronder extra voorzichtigheid en oplettendheid geboden is. Als gevolg van zijn onvoorzichtige rijgedrag heeft verdachte een (mede) aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, waarbij de overstekende voetganger [slachtoffer] is aangereden en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer draagt de gevolgen van dit ongeluk, nu bijna twee jaar later, nog steeds met zich mee. Ter zitting is gebleken dat hij nog altijd bezig is met het herstellen van de fysieke gevolgen.
6.3.2
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 19 oktober 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat verdachte als gevolg van dit feit sombere gevoelens ervaart. Hij voelt zich schuldig, slaapt slecht en heeft frequent herbelevingen. Hij heeft hulpverlening gezocht en heeft een EMDR-behandeling (traumabehandeling) gevolgd. Dit heeft onvoldoende effect gehad bij verdachte, waardoor hij deze behandeling niet heeft afgerond. Er is overwegend sprake van stabiliteit op de verscheidene leefgebieden. Verdachte woont samen met zijn vrouw, heeft goed contact met zijn kinderen en er is geen sprake van financiële problemen of middelengebruik. Sinds januari 2022 werkt verdachte niet meer. De reclassering schat het risico op recidive in als laag.
6.3.3
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Ter zitting is gebleken dat het ongeval nog steeds veel impact heeft op verdachte en dat hij tot op de dag van vandaag kampt met psychische klachten ten gevolge van het ongeval. Ook heeft verdachte aangegeven dat het ongeval extra veel bij hem heeft losgemaakt, omdat hij zijn broer is verloren als gevolg van een verkeersongeval en hij daardoor zelf heeft ervaren wat voor impact een verkeersongeval kan hebben op een familie. De rechtbank ziet hierin aanleiding om te komen tot het opleggen van een lagere straf dan in de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt wordt genomen. Daarnaast weegt de rechtbank de houding van verdachte in zijn voordeel mee. Verdachte heeft zich na het ongeval direct om het slachtoffer bekommerd, heeft hem een bos bloemen gestuurd en heeft veel moeite gedaan om in contact te komen met het slachtoffer. Verder houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat het slachtoffer eveneens een verkeersfout heeft gemaakt, nu hij door rood licht is gelopen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis als deze niet of niet goed wordt verricht, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van één jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2022.