ECLI:NL:RBZWB:2022:7124
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens onduidelijke bebording
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die het bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond had verklaard. De naheffingsaanslag was opgelegd op 22 mei 2021, nadat was geconstateerd dat voor de geparkeerde auto van belanghebbende geen parkeerbelasting was voldaan. Belanghebbende stelde dat hij niet op de hoogte was van de invoering van betaald parkeren per 1 december 2020 en dat de bebording en parkeerapparatuur niet duidelijk waren. De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 behandeld, waarbij belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen misverstand kon bestaan over de verschuldigdheid van parkeerbelasting. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de bebording duidelijk was, en dat het op de weg van de heffingsambtenaar had gelegen om dit aan te tonen. Gezien de omstandigheden, waaronder de drukte van het verkeerspunt waar het zonebord zich bevond, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.