ECLI:NL:RBZWB:2022:7142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4051
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 november 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 19 mei 2022, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op het Woo-verzoek was verstreken voordat eiser op 19 augustus 2022 beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, waardoor het rechtsgeldig is.

Verweerder heeft op 7 oktober 2022 alsnog beslist op het Woo-verzoek. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen mede geacht wordt te zijn gericht tegen dit besluit, maar constateert dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Daarom wordt het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft niet gereageerd op de brief van de rechtbank van 25 oktober 2022, wat de rechtbank doet aannemen dat eiser het niet eens is met het besluit van 7 oktober 2022. De rechtbank verwijst het beroep tegen dit besluit naar verweerder ter behandeling als bezwaar.

De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden, maar er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 19 mei 2022 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Partijen zijn het erover eens dat de beslistermijn op het Woo-verzoek was verstreken voordat eiser op 19 augustus 2022 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat eiser rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
Verweerder heeft op 7 oktober 2022 alsnog beslist op het Woo-verzoek. Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit.
Niet gebleken is dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu eiser niet heeft gereageerd op de brief van de rechtbank van 25 oktober 2022 gaat de rechtbank ervan uit dat eiser het niet eens is met het besluit van 7 oktober 2022. Nu eiser nog geen inhoudelijke standpunten ten aanzien van het Woo-verzoek heeft ingediend, ziet de rechtbank aanleiding het beroep voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit van 7 oktober 2022 te verwijzen naar verweerder ter behandeling als bezwaar (artikel 6:20, vierde lid, van de Awb).
Dit betekent dat de rechtbank het beroepschrift ingevolge artikel 6:15 van de Awb als bezwaarschrift zal doorzenden aan het bestuursorgaan onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit beroepschrift reeds in bezit is van verweerder zal de rechtbank hem dit niet opnieuw toezenden en volstaan met deze mededeling.
Omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn Woo-verzoek bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verwijst het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2022 naar verweerder ter behandeling als bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 25 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.