ECLI:NL:RBZWB:2022:7148
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. De commissie had op 3 december 2021 de aanvraag van eiseres afgewezen, waarna zij op 19 januari 2022 bezwaar maakte. Dit bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard op 3 februari 2022, omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn was ingediend.
De rechtbank behandelt het beroep op 7 november 2022, waarbij eiseres en haar begeleider aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de commissie. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend, aangezien de bezwaartermijn liep van 4 december 2021 tot 14 januari 2022. Eiseres voert aan dat zij en haar begeleider door COVID-19 niet in staat waren om tijdig bezwaar te maken, maar de rechtbank oordeelt dat deze redenen geen verschoonbare termijnoverschrijding opleveren. De rechtbank benadrukt dat het handelen of nalaten van de door eiseres ingeschakelde begeleider voor haar rekening en risico komt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.