ECLI:NL:RBZWB:2022:7199

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
10089621_E30112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor noodafdichting na inbraakpoging

In deze civiele zaak vordert Uniglas B.V. betaling van een factuur van € 270,84 van gedaagde, die in gebreke is gebleven deze te voldoen. De vordering betreft kosten voor een noodafdichting van etalageruiten van een winkel, die door Uniglas is uitgevoerd na een melding van de politie na een inbraakpoging op 3 september 2021. Gedaagde, eigenaar van het pand, heeft de factuur niet betaald en voert verweer tegen de vordering, stellende dat de politie onterecht de noodvoorziening heeft laten aanbrengen en dat de kosten disproportioneel zijn. De kantonrechter oordeelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Uniglas en gedaagde, en dat de politie als zaakwaarnemer heeft gehandeld. De kantonrechter concludeert dat de noodvoorziening gerechtvaardigd was en dat gedaagde de factuur moet betalen. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10089621 \ CV EXPL 22-3345
Vonnis van 30 november 2022
in de zaak van
UNIGLAS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen,
eisende partij,
hierna te noemen: Uniglas B.V.,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van Uniglas B.V.;
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is de eigenaar van het (winkel)pand aan de [adres winkel] (hierna: de winkel). Op 3 september 2021 zijn in de nacht twee etalageruiten van de winkel beschadigd bij een poging tot inbraak.
2.2.
Uniglas heeft op 3 september 2021 rond 5.56 uur, van Politie Nederland (hierna: de politie) een melding ontvangen om de kapotte etalageruiten van de winkel af te dichten. Uniglas heeft vervolgens contact opgenomen met een bedrijf ter plaatse om de noodafdichting te plaatsen.
2.3.
Bij factuur van 14 september 2021 heeft Uniglas verzocht om binnen 14 dagen de kosten van deze noodafdichting te voldoen ter hoogte van in totaal € 295,16 (inclusief administratiekosten en btw).
2.4.
[gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Uniglas B.V. vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de factuur, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uniglas heeft – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] is in gebreke gebleven om de factuur de betalen ter hoogte van € 270,84 (€ 295,16 min de administratiekosten) voor de noodafdichting die door/namens Uniglas is aangebracht aan de winkel. De politie heeft Uniglas als zaakwaarnemer hiertoe opdracht gegeven. De opdracht is juist uitgevoerd, zodat [gedaagde] de factuur hiervan moet betalen. Omdat [gedaagde] de factuur niet heeft betaald is hij in verzuim en vanaf de verzuimdatum de wettelijke rente (zoals bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) verschuldigd. Ook is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aangezien Uniglas een aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de wet (zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW).
4.2.
[gedaagde] heeft – samengevat – het volgende verweer gevoerd. De politieagent heeft onterecht deze opdracht gegeven, aangezien er geen enkele reden was om de noodvoorziening aan te brengen. De agent heeft hem ook nooit op de hoogte gesteld. Daarnaast heeft Uniglas – kort gezegd – een wanprestatie geleverd, mede gelet op de minimale voorziening die is getroffen. Daarbij was de rekening voor deze werkzaamheden disproportioneel hoog.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat de politie als zaakwaarnemer voor [gedaagde] heeft opgetreden in de nacht van 2 op 3 september 2021 en in naam van [gedaagde] aan Uniglas de opdracht heeft gegeven om de beschadigde ruiten van de winkel af te dichten. Er is derhalve een overeenkomst tot stand gekomen tussen [gedaagde] en Uniglas. Uniglas heeft vervolgens een derde de opdracht geven om een noodafdichting op twee winkelruiten te plaatsen. De kantonrechter is in dit geval van oordeel dat [gedaagde] de factuur voor deze noodafdichting moet betalen en overweegt hiertoe als volgt.
4.4.
Zaakwaarneming vereist volgens de wet (onder andere) dat de zaakwaarnemer met een redelijke grond andermans belang behartigt (zie artikel 6:198 BW). De kantonrechter overweegt dat de agent in diens functie de inschatting heeft gemaakt dat (uit hoofde van artikel 3 van de Politiewet) de noodvoorziening nodig was, omdat er twee gaten in de ruiten zaten (zie productie 7 en 8 van Uniglas). Daarbij is de schade aan de winkelruiten duidelijk te zien op de overgelegde foto’s (producties 9 en 10 van Uniglas). De kantonrechter ziet gelet hierop onvoldoende reden om aan de inschatting van de agent te twijfelen. De stelling van [gedaagde] dat hij de ruiten dezelfde dag nog heeft laten vervangen en dat de glaszetter indien nodig kan verklaren dat geen enkele voorziening nodig was, maakt dit oordeel niet anders. Er was dus sprake van een redelijke grond voor de agent om de opdracht hiertoe te geven, waardoor dit verweer van [gedaagde] niet slaagt.
4.5.
In de wet is ook bepaald dat een zaakwaarnemer, zodra dit redelijkerwijze mogelijk is, verantwoording aflegt aan de belanghebbende (zie artikel 6:199 lid 2 BW). Uniglas heeft in dit kader voldoende gemotiveerd gesteld dat de agent heeft aangegeven dat er geen sleutelhouder bekend was en dat deze daarom een informatiebrief (met contactgegevens van de politie) heeft achtergelaten bij het pand (productie 11 van Uniglas). Er is dan ook voldoende komen vast te staan dat de agent niet eerder in contact kon komen met [gedaagde] . Dit verweer van [gedaagde] slaagt daarom niet.
4.6.
[gedaagde] heeft voorts onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat er sprake is van – kort gezegd – een wanprestatie voor wat betreft de door Uniglas getroffen voorziening. Dit blijkt ook niet uit de door Uniglas overgelegde foto’s van de voorziening (productie 10). Daarbij wordt overwogen dat het in dit geval ging om een tijdelijke noodvoorziening en niet om een daadwerkelijke reparatie. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Uniglas, met het dichtplakken van de ruiten op de manier zoals te zien op de foto’s, de overeenkomst voldoende is nagekomen. Bovendien, ook als er sprake zou zijn van een wanprestatie door Uniglas, ontslaat dit [gedaagde] nog niet meteen van zijn betaalverplichting. Daarvoor had [gedaagde] dan een aantal (juridische) handelingen moeten verrichten, waarvan in dit geval niet is gezegd of gebleken dat dit is gebeurd.
4.7.
Tot slot heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd aangevoerd waarom hij meent dat de factuur te hoog zou zijn voor de verrichte noodvoorziening. Daarbij is op met de overgelegde foto’s voldoende onderbouwd dat er niet, zoals [gedaagde] zegt, enkel een stukje folie is geplakt (productie 10). Dit verweer slaagt daarom ook niet.
4.8.
Dit betekent dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de factuur ter hoogte van € 270,84.
4.9.
Voor wat betreft de gevorderde rente geldt als volgt. Uniglas stelt dat [gedaagde] in verzuim is geraakt 14 dagen na de factuurdatum, maar heeft daarbij niet gesteld dat partijen een betalingstermijn van 14 dagen na de factuur zijn overeengekomen, zodat door het enkele voorbijgaan van deze termijn geen verzuim is ontstaan. Het verzuim treedt in dit geval dan pas in na een termijn die is vermeld in een ingebrekestelling. De brief van 30 september 2021 (productie 6 van Uniglas) is zo’n ingebrekestelling. Nu deze brief (rekening houdend met een post verwerktermijn van 2 dagen en de dagen dat geen post wordt bezorgd) uiterlijk op 5 oktober 2021 is ontvangen door [gedaagde] , zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen na vijftien dagen na deze datum, te weten vanaf 21 oktober 2021 tot aan de dag dat [gedaagde] het factuurbedrag van € 270,84 volledig heeft betaald.
4.10.
Uniglas B.V. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Uniglas B.V. heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt het gevorderde bedrag van € 40,63 toegewezen.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
270,84
- rente over de hoofdsom
- buitengerechtelijke incassokosten
vanaf 21 oktober 2021
40,63
+
+
totaal
311,47
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
311,47
4.12.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Uniglas B.V. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
(incl. informatiekosten en btw)
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
112,50
(1,5 punten × € 75,00,
1 punt voor de dagvaarding en ½ punt voor de akte van Uniglas*)
Totaal
347,72
* Uniglas is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen. Dat Uniglas haar processtuk, dat overigens qua omvang ook geldt als een akte, een conclusie van repliek noemt, heeft voor de puntentelling van het gemachtigdensalaris geen gevolg.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] om aan Uniglas B.V. te betalen een bedrag van € 311,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 270,84, met ingang van 21 oktober 2021 tot de dag dat [gedaagde] de factuur volledig heeft betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Uniglas B.V. tot dit vonnis vastgesteld op € 347,72,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
30 november 2022.
MG