Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 april 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de naar aanleiding van het op 3 oktober 2022 door de rechtbank gedane verzoek ex artikel 22 Rv door [gedaagden] op 4 oktober 2022 in het geding gebrachte producties A tot en met G, alsmede de brief van 6 oktober 2022 met bijbehorende bijlage;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 oktober 2022 en de aangehechte spreekaantekeningen van mr. Delahaije.
2.De feiten
- Geen drie dagen bedenktijd alsmede geen financieringsvoorbehoud (of andere voorbehouden). U bent er dus van verzekerd dat uw woning verkocht is als de handtekeningen zijn gezet.
- Zoals bij een normale verkoop komen alle kosten koper (onder andere overdrachtsbelasting en notariskosten) voor rekening van FVZ Vastgoed. Wij rekenen geen extra kosten voor onze dienstverlening.
- In de koopovereenkomst worden er geen ontbindende voorwaarden opgenomen. Dit houdt in dat FVZ Vastgoed zich verplicht om uw woning tegen de afgesproken prijs en termijn te kopen. (…)
“Bij de datum komt dan te staan “metterwoon verlaten”. Dat is de juridische term als de datum niet kan worden bepaald. Dat kunt u googlen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“de enkele omstandigheid dat een particulier die een woning verkoopt aan een professionele vastgoedhandelaar eveneens behoefte kan hebben aan een zekere bescherming tegen onbezonnen acties, is onvoldoende grond voor het aannemen van een buitenwettelijke nietigheidsgrond.”De rechtbank sluit zich daarbij aan. Het beroep van [gedaagden] op artikel 7:2 lid 1 BW slaagt dan ook niet.
“u mag al een contract opstellen”,
“we willen graag vermeld zien dat het kosten koper is”en
“als alles een beetje rond is.”De kosten koper clausule miste in de door [eiseres] opgestelde koopovereenkomst. Ook de ABC constructie was onduidelijk. Er is niet gesproken over een bouwkundige keuring, een financieringsvoorbehoud van koper, een ouderdomsclausule, over zichtbare en onzichtbare gebreken en over het normaal gebruik van de woning. Ook over de in de woning voorkomende asbest is niets geregeld. Kortom: behalve over de prijs was er sowieso op essentiële punten nog geen overeenstemming, aldus [gedaagden]
strekkende totvervreemding van de echtelijke woning; uit de cursivering volgt dat toestemming vereist is in de obligatoire fase, en niet pas op het moment van levering. Niet in geschil is dat de woning op 9 december 2021 de echtelijke woning betrof. De toestemming van [gedaagde 2] is dan ook wel degelijk vereist, maar is vormvrij. Naar het oordeel van de rechter kan de verwijzing naar ‘we’ in het vermeend verzonden appbericht van 9 december 2021 redelijkerwijs niet anders begrepen worden dan als een verwijzing naar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gezamenlijk. De stelling dat verwezen wordt naar de dochter en de adviseur is niet aannemelijk, aangezien zij niet hoefden in te stemmen met het aanbod van [eiseres] , en deze stelling overigens ook door [gedaagde 1] zelf wordt weersproken. Hij heeft ter zitting immers gesteld dat hij de adviseur op 9 december 2021 nog niet had gesproken. Vast staat dat ook [gedaagde 2] aanwezig was tijdens het gesprek met [naam 1] op 9 december 2021. Ook uit de verklaring van de dochter blijkt dat beide ouders akkoord waren met de prijs. Indien vast komt te staan dat het appbericht van 9 december 2021 door [gedaagde 1] verzonden is, staat naar het oordeel van de rechtbank ook vast dat de acceptatie van het aanbod van [eiseres] de toestemming van [gedaagde 2] had.
5.De beslissing
7 december 2022voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.11,