ECLI:NL:RBZWB:2022:7318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
20/748
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2018, die aanvankelijk was vastgesteld op € 303.000. Na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 299.000, en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen is dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank heeft op 21 juli 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet. Na de zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat hij bereid was om tegemoet te komen aan het standpunt van belanghebbende, wat leidde tot een verdere verlaging van de WOZ-waarde naar € 279.000.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een compromis hebben bereikt, waarbij de WOZ-waarde wordt vastgesteld op € 279.000 en de aanslag wordt verlaagd. Daarnaast is bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48 en de proceskosten van belanghebbende ter hoogte van € 1.566 moet vergoeden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en legt de nieuwe waarde en aanslag vast. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken en openbaar gemaakt op 5 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/748
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk,de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 december 2019.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres] , [postcode] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) op 1 januari 2018 (hierna: de waardepeildatum) vastgesteld op € 303.000 (hierna: de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Oisterwijk voor het jaar 2019 opgelegd (hierna: de aanslag).
1.3.
Bij uitspraak op bezwaar is de waarde van de onroerende zaak voor het kalenderjaar 2019 verminderd naar € 299.000 en is de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Tevens heeft de heffingsambtenaar een proceskostenvergoeding toegekend van € 508.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende. Namens de heffingsambtenaar is niemand verschenen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden.
1.6.
Na de zitting heeft rechtbank op 21 juli 2022 een brief van de heffingsambtenaar ontvangen met dagtekening 18 juli 2022 en verzonden op 20 juli 2022 (hierna: de brief van de heffingsambtenaar van 21 juli 2022). In deze brief geeft de heffingsambtenaar, voor zover thans van belang, het volgende aan:
“In de voorbereiding op de zittingen bij uw College van 21 juli en 5 augustus 2022 is besloten om alsnog tegemoet te komen aan het standpunt van belanghebbende inzake de WOZ-waarde van de onderhavige onroerende zaak [adres] te [plaats] (gemeente Oisterwijk). Voor de onderhavige beroepsprocedures betekent dat naar mijn mening het volgende:
2019 (waardepeildatum 1-1-2018)
- De na bezwaar vastgestelde WOZ-waarde ad € 297.000,- wordt verminderd en nader vastgesteld op € 279.000,-;
- De proceskosten in bezwaar zijn reeds vergoed;
- Het verzoek om vergoeding van proceskosten in beroep dient te worden toegekend (op basis van het indienen van een beroepschrift);
- vergoeding van het door belanghebbende voldane griffierecht.
(…)
Het voorgaande heb ik ook schriftelijk aan de gemachtigde van belanghebbende bevestigd. Een kopie van dit schrijven treft u bijgevoegd aan. Nu volledig aan het beroep van belanghebbende tegemoet wordt gekomen, bestaat er geen aanleiding meer de zittingen van 21 juli en 5 augustus 2022 doorgang te laten vinden.”
1.7.
Op verzoek van de rechtbank heeft de gemachtigde schriftelijk gereageerd op de brief van de heffingsambtenaar van 21 juli 2022. Hierin heeft de gemachtigde aangegeven in te stemmen met een WOZ-waarde van € 279.000 onder voorbehoud van vergoeding van de proceskosten in beroep waarbij ook een vergoeding wordt toegekend voor het verschijnen op de zitting, in totaal € 1.566. Tevens verzoekt de gemachtigde om vergoeding van het griffierecht van € 48.
1.8.
De heffingsambtenaar heeft schriftelijk aan de rechtbank laten weten zich te kunnen vinden in het verzoek van belanghebbende zoals opgenomen onder 1.7 hierboven.
1.9.
De rechtbank heeft aan partijen medegedeeld dat het onderzoek gesloten is en dat binnen zes weken schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Het compromis houdt het volgende in.
  • De WOZ-waarde wordt verminderd tot € 279.000 en de aanslag wordt dienovereenkomstig verminderd;
  • De heffingsambtenaar vergoedt het griffierecht van € 48 aan belanghebbende;
  • De heffingsambtenaar vergoedt proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 1.566;
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot een bedrag van € 279.000;
- vermindert de voor de onroerende zaak opgelegde aanslag onroerendezaakbelastingen tot een aanslag berekend naar een waarde van € 279.000;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.566;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 48 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 5 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.