In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2018, die aanvankelijk was vastgesteld op € 303.000. Na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 299.000, en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen is dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank heeft op 21 juli 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet. Na de zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat hij bereid was om tegemoet te komen aan het standpunt van belanghebbende, wat leidde tot een verdere verlaging van de WOZ-waarde naar € 279.000.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een compromis hebben bereikt, waarbij de WOZ-waarde wordt vastgesteld op € 279.000 en de aanslag wordt verlaagd. Daarnaast is bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48 en de proceskosten van belanghebbende ter hoogte van € 1.566 moet vergoeden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en legt de nieuwe waarde en aanslag vast. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken en openbaar gemaakt op 5 december 2022.