ECLI:NL:RBZWB:2022:7372
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt, had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, waarin de Ziektewet-uitkering van de verzoeker werd beëindigd. Dit besluit was genomen op 24 november 2020, met als reden dat de verzoeker niet langer ongeschikt was voor zijn arbeid. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar aanvankelijk ongegrond werd verklaard, heeft de verweerder op 23 augustus 2022 het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond verklaard, wat betekende dat de ZW-uitkering van de verzoeker werd voortgezet.
Naar aanleiding van deze ontwikkeling heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar de verweerder heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker door het bezwaar gegrond te verklaren. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank de verweerder verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.