ECLI:NL:RBZWB:2022:7379
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring bezwaarschrift DNA-onderzoek veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2022 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van haar DNA-profiel. De veroordeelde, geboren in 1992, had een bezwaarschrift ingediend op 3 februari 2022, dat betrekking had op een bevel tot afname van celmateriaal dat op 16 mei 2022 was gegeven. De rechtbank heeft het bezwaar in besloten raadkamer behandeld op 30 mei 2022, waarbij de advocaat van de veroordeelde, mr. C.C.J. Mouwen, en de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, aanwezig waren. De veroordeelde zelf was niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder was veroordeeld voor diefstal en dat er geen uitzonderingssituatie was die het DNA-onderzoek zou kunnen rechtvaardigen. De verdediging voerde aan dat de kans op herhaling klein was, gezien het strafblad van de veroordeelde, dat slechts één geseponeerde zaak bevatte. De officier van justitie betwistte dit en wees op eerdere veroordelingen voor het uitgeven van vals geld, wat volgens hem het recidiverisico verhoogde.
De rechtbank oordeelde dat het DNA-onderzoek van belang kon zijn voor de opsporing en vervolging van toekomstige strafbare feiten. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderingssituatie was en verklaarde het bezwaar ongegrond. De beslissing werd genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 13 juni 2022.