ECLI:NL:RBZWB:2022:7397

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
C/02/392717 / HA ZA 21-723
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst en opzegging daarvan in het kader van salarisadministratie en personeelsadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen SD Worx Nederland BV en een gedaagde besloten vennootschap. SD Worx vorderde betaling van een bedrag van € 35.097,83, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van een geschil over de opzegging van een overeenkomst voor salarisadministratie en personeelsadministratie. De gedaagde had de overeenkomst opgezegd, maar SD Worx betwistte de geldigheid van deze opzegging en stelde dat de overeenkomst voor een periode van drie jaar was aangegaan, die niet tussentijds kon worden opgezegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een proefjaar waren overeengekomen, waarin de gedaagde de software van SD Worx kon uitproberen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de overeenkomst op een correcte manier had opgezegd en dat SD Worx geen recht had op de gevorderde schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van SD Worx tot betaling van een onbetaalde factuur van € 1.105,52 toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente en een bedrag van € 250,-- aan buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/392717 / HA ZA 21-723
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SD WORX NEDERLAND BV,
gevestigd te Breda,
eiseres,
advocaat: mr. P.J.M. Gerritsen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Emmen,
gedaagde,
advocaat: mr. A.J.C. van Gurp te Hengelo Ov.
Partijen zullen hierna SD Worx en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022 met de daarin vermelde stukken,
  • de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 27 september 2022 en de ter gelegenheid daarvan door mr. Gerritsen en mr. Van Gurp overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In dit geding wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. SD Worx is een onderneming die zich onder andere bezig houdt met het verzorgen van salarisadministratie en daarmee samenhangende personeelsadministratie voor haar klanten. Voor de uitvoering hiervan wordt gebruik gemaakt van een softwarepakket met de naam “Cobra”.
b. [gedaagde] is een full-service installatiebedrijf dat op maat gemaakte oplossingen biedt, ontwerpt, installeert en onderhoudt op het gebied van werktuigbouwkunde, elektrotechniek en brandveiligheid. Voor haar salarisadministratie werkt [gedaagde] met het softwarepakket genaamd Proflon en voor haar personeelsadministratie (HRM) met het aan Proflon gekoppelde softwarepakket genaamd CBBS; beide pakketten zijn afkomstig van de leverancier CBBS.
c. Op enig moment heeft [gedaagde] de activiteiten van de onderneming [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) overgenomen. Binnen [bedrijf] werden de salaris- en personeelsadministratie uitbesteed aan een andere partij. [gedaagde] wenste op termijn met één softwarepakket te kunnen werken voor de salaris- en personeelsadministratie van haar eigen onderneming én die van [bedrijf] . [gedaagde] is daarnaar op zoek gegaan en hierbij in contact gekomen met SD Worx. Partijen hebben vanaf het voorjaar van 2019 met elkaar gesproken en gecorrespondeerd over softwarepakketten voor de salaris- en personeels-administratie. De contacten en besprekingen werden aan de kant van SD Worx gevoerd door haar [medewerkster SD Worx] en bij [gedaagde] door [medewerker gedaagde] .
d. Op 19 november 2019 heeft SD Worx een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met [gedaagde] . In de overeenkomst staat op pagina 14 onder 1 en 2 dat de algemene voorwaarden van SD Worx van toepassing zijn. In de algemene voorwaarden van SD Worx staat onder meer het navolgende:
“(…)
2.8
Einde van de Overeenkomst
2.8.1
Opzegging van de Overeenkomst als omschreven in artikel 2.2.1 en 2.2.2 vindt plaats tegen het einde van een kalenderjaar door middel van een aangetekende brief die uiterlijk 3 kalendermaanden voor het einde van het kalenderjaar door SD Worx is ontvangen, tenzij anders is overeengekomen.
2.8.2
Indien de opdrachtgever de Overeenkomst zoals bedoeld in artikel 2.2.1 en 2.2.2 niet op de in artikel 2.8.1 voorgeschreven wijze opzegt, alsook indien de opdrachtgever weinig of geen diensten afneemt en/of verwerkingsgegevens bij SD Worx aanbiedt op zodanige wijze dat SD Worx in alle redelijkheid mag aannemen dat de opdrachtgever de Overeenkomst niet (meer) gestand wenst te doen, heeft SD Worx het recht een direct opeisbaar bedrag in rekening te brengen bij wijze van vastgestelde schadevergoeding. Dit bedrag is gelijk aan 25% van de gefactureerde bedragen van de 12 maanden voorafgaand aan de vaststelling van de beëindiging vermenigvuldigd met het aantal jaren van de resterende looptijd van de Overeenkomst, met een minimum van € 500,-, onverminderd het recht van SD Worx om de geleden schade zoals, maar niet beperkt tot, de implementatiekosten te vorderen. Indien de afname van de diensten en het aanbieden van verwerkingsgegevens nog geen 12 maanden omvat, worden de gefactureerde bedragen op jaarbasis vastgesteld op wijze van extrapolatie.
2.8.3
Indien de Overeenkomst wordt beëindigd tegen het einde van het kalenderjaar met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.8.1, zal SD Worx nog gedurende maximaal de eerste drie (3) kalendermaanden van het daaropvolgende kalenderjaar diensten verrichten betreffende de afsluiting van de administratieve gegevensverwerking betreffende het afgelopen kalenderjaar, tegen betaling van de tarieven daarvan zoals deze van toepassing waren op het tijdstip van beëindiging van de Overeenkomst en volgens de voorwaarden van deze Overeenkomst.
(…)
3.1.4
Wanneer Opdrachtgever tekortschiet in zijn betalingsverplichting is Opdrachtgever in gebreke zonder dat daartoe enige nadere sommatie of ingebrekestelling is vereist. Vanaf de vervaldag is Opdrachtgever van rechtswege en zonder nadere sommatie een verwijlrente verschuldigd ten belope van de wettelijke rente in handelstransacties. Opdrachtgever is aan SD Worx de
kosten verschuldigd met betrekking tot de invordering van wat Opdrachtgever aan SD Worx verschuldigd is. Buitengerechtelijke incassokosten bedragen 10% van het verschuldigde bedrag met een minimum van Euro 250,-.(…)”
e. SD Worx heeft een factuur d.d. 5 maart 2020 ten bedrage van € 2.420,-- wegens opleidingskosten aan [gedaagde] gezonden. [gedaagde] heeft deze factuur betaald.
f. Bij e-mailbericht van 29 september 2020 heeft [gedaagde] de overeenkomst tegen
1 januari 2021 opgezegd. Van de zijde van SD Worx is op dezelfde dag per
e-mailbericht aan [gedaagde] bericht dat opzegging alleen mogelijk was tegen
1 januari 2023.
g. [gedaagde] heeft daarop per e-mailbericht van 2 oktober 2020 gereageerd en aangegeven dat de overeenkomst niet voor de duur van drie jaar is afgesloten. [gedaagde] heeft daarbij gewezen op de met [medewerkster SD Worx] gemaakte afspraak die erin bestond dat gedurende één jaar de beslissing genomen kon worden om al dan niet door te gaan met de softwarepakketten van SD Worx en dat [gedaagde] gedurende de periode van het eerste jaar op elk gewenst moment kon uitstappen. Op 5 oktober 2020 heeft [gedaagde] dit telefonisch herhaald.
h. Bij e-mailbericht van 6 oktober 2020 vanuit het administratiesysteem van SD Worx aan [gedaagde] is de ontvangst van de opzegging per 31 december 2020 bevestigd.
i. Bij e-mailbericht van 9 oktober 2020 heeft de heer [naam] namens SD Worx [gedaagde] bericht dat de opzegging van de overeenkomst niet geaccepteerd wordt.
j. SD Worx heeft [gedaagde] een factuur d.d. 6 januari 2021 van een bedrag van
€ 1.105,52 inclusief BTW gezonden wegens de salarisverwerking voor de maand december 2020. Deze factuur heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
k. Bij brief d.d. 14 december 2021 heeft [gedaagde] aan de advocaat van SD Worx bericht dat de door haar betaalde factuur van 5 maart 2020 gecrediteerd moet worden omdat de opleidingen in kwestie waarop de factuur van 6 januari 2021 ziet vanwege Corona niet zijn doorgegaan. [gedaagde] heeft hierbij een beroep gedaan op verrekening van de door haar betaalde factuur van € 2.420,-- met voormelde factuur van 6 januari 2021.

3.Het geschil

3.1.
SD Worx vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. [gedaagde] te veroordelen om aan SD Worx te betalen een bedrag van
€ 35.097,83 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van
€ 33.992,31 vanaf datum dagvaarding en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 1.105,52 vanaf 5 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde] te voordelen in de proceskosten waaronder ook begrepen een bedrag van € 163,-- voor nasalaris advocaat, te vermeerderen met € 85,-- en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis.
3.2.
SD Worx grondt haar vordering op de tussen partijen gesloten overeenkomst, stellende dat partijen zijn overeengekomen dat SD Worx gedurende 3 jaar de salarisadministratie en samenhangende personeelsadministratie in opdracht van [gedaagde] zou verzorgen. Volgens SD Worx heeft [gedaagde] in strijd met hetgeen in artikel 4 op pagina 14 van de overeenkomst is bepaald de overeenkomst tussentijds opgezegd. SD Worx betoogt dat zij als gevolg van de opzegging van de overeenkomst schade heeft geleden. Op grond van artikel 2.8.2 van de algemene voorwaarden van SD Worx vordert laatstgenoemde een bedrag van € 13.243,83 als contractuele schadeloosstelling. Daarnaast vordert SD Worx vergoeding van aanvullende schade die zij heeft begroot op een bedrag van € 17.557,77.
3.3.
Daarnaast vordert SD Worx betaling van een door [gedaagde] onbetaald gelaten factuur van 6 januari 2021 ad € 1.105,52 incl. btw in verband met uitgevoerde werkzaamheden voor de salarisverwerking van december 2020. SD Worx vordert verder betaling van buitengerechtelijke kosten. Primair conform artikel 3.1.4 van de algemene voorwaarden 10% van de hoofdsom, zijnde een bedrag van € 3.190,71 en subsidiair op basis van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 1.094,22.
Ten slotte vordert SD Worx op grond van artikel 3.1.4 van de algemene voorwaarden vergoeding van de wettelijke handelsrente over voormelde schadeposten, met ingang van
1 januari 2021 en ten aanzien van de factuur met ingang van 5 februari 2021.
3.4.
[gedaagde] betwist dat zij de overeenkomst in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen heeft opgezegd. In dit verband voert [gedaagde] aan dat partijen overeengekomen zijn dat [gedaagde] gedurende één jaar het softwarepakket van SD Worx (genaamd Cobra) voor de salarisverwerking en vervolgens voor de personeelsadministratie zou uitproberen alvorens definitief te beslissen of zij daarmee verder wilde gaan. In dit jaar zou [gedaagde] parallel werken met de reeds door haar gebruikte softwarepakketten voor de onderneming van [gedaagde] en daarnaast met de softwarepakketten van SD Worx voor de onderneming van [bedrijf] . [gedaagde] betoogt dat met SD Worx overeengekomen is dat de overeenkomst tijdens c.q. aan het einde van het eerste jaar kon worden beëindigd. [gedaagde] beroept zich daarnaast op rechtsverwerking ter zake de opzegging, stellende dat na telefonische uitleg over de opzeggingen én toezending van de hierop betrekking hebbende e-mailwisseling aan SD Worx laatstgenoemde op 6 oktober 2021 een bericht naar [gedaagde] heeft gestuurd met bevestiging van de opzegging per 31 december 2020. [gedaagde] betwist de door SD Worx gestelde schadeposten en beroept zich (meer subsidiair) op matiging van de gevorderde schade.
Ter zake de onbetaalde factuur beroept [gedaagde] zich op verrekening met een door haar aan SD Worx betaalde factuur d.d. 5 maart 2020 ad € 2.420,-- ter zake opleidingskosten. [gedaagde] stelt dat zij voormeld bedrag ten onrechte heeft betaald omdat de trainingen niet hebben plaatsgevonden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de afspraken die zij hebben gemaakt inhouden dat [gedaagde] de overeenkomst gedurende het eerste jaar op mocht zeggen. Dat betekent dat beoordeeld dient te worden of de inhoud van de tussen partijen gemaakte afspraken de mogelijkheid van opzegging van de overeenkomst gedurende het eerste jaar omvat. Meer specifiek gaat het hierbij om de uitleg van de zogeheten “go-no go” mogelijkheid die in de tussen partijen gesloten overeenkomst is opgenomen.
4.2.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het voor de vraag hoe de tussen partijen gemaakte afspraken moeten worden uitgelegd, aankomt op de zin die de partijen bij de overeenkomst in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (vgl. HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang (vgl. HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox). Echter, ook de communicatie en het overleg dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst hebben gevoerd is van belang voor de vraag hoe de tussen hen gemaakte afspraken dienen te worden uitgelegd. Dit strookt met de stellingname van partijen, nu zij ter onderbouwing van de door hen voorgestane uitleg van de overeenkomst mede een beroep hebben gedaan op het voortraject en de totstandkomingsgeschiedenis van de tussen hen gesloten overeenkomst.
4.3.
Het standpunt van SD Worx is dat [gedaagde] de overeenkomst bij onvoldoende vertrouwen in de software pakketten van SD Worx uiterlijk op 1 april 2020 kon opzeggen. Volgens SD Worx had [gedaagde] de “go-no go” beslissing voor wat betreft de salarisadministratie uiterlijk in december 2019 dienen te geven en voor het HRM-gedeelte uiterlijk in februari 2020. In de visie van SD Worx kon [gedaagde] alleen gedurende voormelde periodes de overeenkomst zonder problemen beëindigen en niet gedurende de gehele periode van één jaar. Omdat [gedaagde] in december 2019 een go-beslissing met betrekking tot de salarisadministratie heeft gegeven en in ieder geval niet uiterlijk 31 maart 2020 een no-go beslissing heeft genomen, geldt dat tussen partijen een overeenkomst voor de duur van 3 jaar is overeengekomen die niet tussentijds opzegbaar was, zo betoogt SD Worx. In de visie van SD Worx bedroeg de looptijd van de overeenkomst per 1 januari 2020 minimaal 3 jaar zodat deze uitsluitend tegen 1 januari 2023 opzegbaar was. De periode van één jaar is volgens SD Worx nergens beschreven, afgesproken noch toegezegd.
4.4.
[gedaagde] stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij de softwarepakketten van SD Worx gedurende de periode van één jaar op proef kon uitproberen en binnen of aan het einde van dat jaar kon beslissen om hiermee al dan niet verder te gaan. [gedaagde] heeft in dit verband een beroep gedaan op een mondelinge afspraak die gemaakt is met [medewerkster SD Worx] van SD Worx voorafgaand aan de accordering van het samenwerkingsvoorstel. Deze mondelinge afspraak is daarna per e-mail door [medewerker gedaagde] aan [medewerkster SD Worx] bevestigd én hiernaar wordt in het samenwerkingsvoorstel verwezen, aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] kon de bewuste overeenkomst tijdens c.q. aan het einde van het eerste jaar (eind 2020) worden opgezegd, hetgeen zij ook heeft gedaan.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de onderneming van [gedaagde] voor haar salarisadministratie werkt met het softwarepakket Proflon en voor de personeelsadministratie met het aan Proflon gekoppelde softwarepakket CBBS. Vanwege de overname door [gedaagde] van de activiteiten van [bedrijf] - die voor hun salaris- en personeelsadministratie gebruik maakten van de diensten van een derde - is [gedaagde] op zoek gegaan naar een alternatieve softwareleverancier. [gedaagde] heeft in dit verband onvoldoende weersproken betoogd dat het haar wens was om de salaris- en personeelsadministratie te optimaliseren én op termijn te harmoniseren zodat voor beide ondernemingen gebruik zou kunnen worden gemaakt van één softwareleverancier. [gedaagde] heeft eveneens onvoldoende bestreden aangevoerd dat om die reden gezocht is naar een alternatief waarbij bij wijze van proef voor de onderneming van [bedrijf] gewerkt zou worden met nieuwe software terwijl de onderneming van [gedaagde] gebruik zou blijven maken van de softwarepakketten van Proflon en CBBS. Dit heeft geleid tot het contact en besprekingen tussen [medewerkster SD Worx] en [medewerker gedaagde] , waarbij deze achtergrond en wensen van [gedaagde] zijn besproken. Vast staat dat [medewerkster SD Worx] en [medewerker gedaagde] hierover uitvoerig met elkaar hebben gesproken en overlegd, waarbij onder meer de navolgende berichten tussen [medewerkster SD Worx] en [medewerker gedaagde] zijn gewisseld.
4.6.
Bij e-mailbericht van 11 november 2019 van [medewerkster SD Worx] aan [medewerker gedaagde] staat onder meer het navolgende:
“(…)
De stappen uit het project, heb ik gezien de timing moeten aanpassen in de volgende volgorde:
  • Salaris implementatie (voornamelijk in december 2019)
  • HRM & Rapportage implementatie (voornamelijk in jan-feb 2020)
Deze staan benoemd op pagina 2 en 3 van de opdrachtbevestiging.
Jullie hebben het recht uit te stappen als er geen vertrouwen in Cobra is. Voor het salarisdeel, is deze go-no go beslissing in december van belang. Voor het HRM deel van de oplossing verwachten we dat definitieve moment in februari 2020.(...)”
Bij e-mailbericht van 13 november 2019 (14:56u) van [medewerker gedaagde] aan [medewerkster SD Worx] staat onder meer het navolgende:
“(…)
In principe zijn wij akkoord met jullie voorstel.
Er zijn nog wel een aantal opmerkingen.
(…)Op bladzijde 9 staat dat wij in het 1e kwartaal een beslissing moeten nemen of wij doorgaan. In ons eerste gesprek hebben wij aangeven dat wij een jaar parallel willen werken en dan een beslissing nemen.(…)”
Op dezelfde dag om 16:44u reageert [medewerkster SD Worx] op de opmerkingen van [medewerker gedaagde] , met uitzondering van de laatste hiervoor weergegeven opmerking van [medewerker gedaagde] over de wens om een jaar parallel te werken en dan een beslissing te nemen.
Om 16:51u schrijft [medewerkster SD Worx] in een mail aan [medewerker gedaagde] dat telefonisch geen contact krijgt, maar dat ze hoopt de vragen op de juiste manier te hebben verwoord en dat ze hoopt dat het [medewerker gedaagde] lukt om dezelfde dag de ondertekende pagina van de overeenkomst naar haar toe te sturen.
Om 17.55u antwoordt [medewerker gedaagde] dat dat haar niet meer lukt en dat haar mail als ondertekening mag worden beschouwd.
De tussen partijen gesloten overeenkomst (prod. 1 bij dagvaarding) wordt op het titelblad aangeduid als “Samenwerkingsvoorstel”, Versie 5.
Op bladzijde 2 staat onder meer het volgende:
“(…)
Beste [medewerkster SD Worx] ,
Ter ondersteuning van de HRM- en Salarisadministratie maken jullie momenteel gebruik van een
applicatie die jullie CAO en processen niet optimaal ondersteunt. [gedaagde] (hierna [gedaagde]
) is dan ook een inventarisatie gestart naar de mogelijkheden om deze processen beter met
software te kunnen ondersteunen.
Wij hebben elkaar de afgelopen periode uitvoerig gesproken over jullie situatie en heeft SD Worx een
productdemonstratie gegeven van onze software oplossing; Cobra 8. Naar aanleiding van dit gesprek
hebben jullie ons gevraagd een detail offerte uit te brengen en een proefomgeving ter beschikking te stellen van de software. (…)
Tijdens vervolgsessies is duidelijk geworden, dat de vertaalslag van Cobra naar jullie situatie niet zomaar
vanzelfsprekend is. Eén ding is ons helder: Jullie willen stapsgewijs ervaren of Cobra inderdaad de
oplossing is, die naadloos op jullie processen en rapportage wensen aansluit. We hebben daarom
afgesproken een voorstel te doen, waarbij we stapsgewijs een intake doen, wij de inrichting verzorgen en
jullie steeds een ‘go’|‘no-go’ beslissing kunnen nemen.Op ieder gewenst moment, kunnen jullie dan uitstappen.(…)
Als Cobra Salaris operationeel is, wordt verder gegaan met de HR Implementatie. In dat geval adviseren we in januari tot en met maart de volgende stappen.(…)
Ik hoop dat we met dit plan, hebben kunnen aantonen, graag flexibel met jullie mee te willen denken. Ook hopen we dat dit voldoende vertrouwen geeft, dat we stapsgewijs kunnen beginnen.(…)”
Op bladzijde 14 van voormelde overeenkomst staan onder meer de navolgende voorwaarden van SD Worx:
1. Op alle rechtsbetrekkingen met SD Worx, zijn de Algemene Voorwaarden van SD Worx Nederland BV, zoals toegevoegd, van toepassing.(…)
2. Het Samenwerkingsvoorstel inclusief de bijlagen (waaronder de Algemene Voorwaarden van SD Worx) vormen, na aanvaarding daarvan, de overeenkomst tussen opdrachtgever en SD Worx.
3. Opdrachtgever heeft het recht van een no-go beslissing, zowel voor Cobra Salaris, als voor Cobra HRM. In geval van een ‘no-go’ beslissing (uiterlijk in het eerste kwartaal van 2020) vervalt de overeenkomst.
4. Na een go beslissing bedraagt de duurtijd van de overeenkomst minimaal drie kalenderjaren. Indien de overeenkomst niet wordt opgezegd, vindt voortzetting van de overeenkomst plaats telkenmale voor de duur van de oorspronkelijke duurtijd. Opzegging van de overeenkomst vindt plaats door middel van een aangetekende brief die, uiterlijk zes (6) kalendermaanden voor het einde van het kalenderjaar waarin de duurtijd afloopt, door SD Worx is ontvangen.(...)”
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] onweersproken verklaard dat
het de intentie was om op termijn over te stappen naar 1 pakket voor alle medewerkers van [gedaagde] en [bedrijf] . Om die reden wilde [gedaagde] één jaar parallel werken in de zin dat voor de ene groep medewerkers (van [gedaagde] ) gewerkt zou worden met het bestaande pakket en voor de andere groep medewerkers (van [bedrijf] ) met het pakket van SD Worx. [medewerker gedaagde] heeft verder onvoldoende bestreden verklaard dat het duidelijk was dat [gedaagde] een proefjaar als onderdeel van de tussen partijen gemaakte afspraken beschouwde. Het proefjaar is volgens [medewerker gedaagde] in de met [medewerkster SD Worx] gevoerde gesprekken een vast gespreksitem geweest en ook diverse keren tijdens besprekingen aan de orde geweest. Over de e-mailwisseling zoals overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord is van de zijde van [gedaagde] eveneens onweersproken verklaard dat telefonisch tegen [medewerkster SD Worx] gezegd is om het e-mailbericht van 13 november 2019 van [medewerker gedaagde] als ondertekening te beschouwen maar wel met inachtneming van de punten die [medewerker gedaagde] en [medewerkster SD Worx] al hadden besproken alsmede dat eerstgenoemde duidelijk heeft aangegeven met welke punten zij het niet eens was. In dit verband heeft [medewerker gedaagde] tevens verklaard dat zij de inhoud van de door haar verzonden e-mailberichten waarin zij bij [medewerkster SD Worx] heeft aangegeven met welke punten zij het niet eens was als voldoende beschouwde, mede gelet op wat zij in het voortraject hadden besproken. Ter zake voormeld e-mailbericht van 13 november 2019 is van de zijde van SD Worx tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de punten waar SD Worx zich in kon vinden, verwerkt zijn in de overeenkomst en dat de punten waar SD Worx het niet mee eens was niet opgenomen zijn in de overeenkomst, zonder dit te specificeren. Daarbij is van de zijde van SD Worx verklaard dat zij niet weet of [medewerkster SD Worx] daar nog wel over gesproken heeft met [gedaagde] . Het parallel werken met 2 software pakketten, elk voor een eigen groep medewerkers, is op zich mogelijk; zo is ter zitting van de zijde van SD Worx verklaard.
4.8.
Anders dan SD Worx betoogt, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in de fase vóór het accorderen door [gedaagde] van het door SD Worx opgestelde overeenkomst (aangeduid als het samenwerkings-voorstel), bezien in onderling samenhang en verband met de inhoud van de overeenkomst dat [gedaagde] een proefjaar heeft bedongen waarin parallel gewerkt zou worden met zowel de software pakketten van SD Worx als de andere door [gedaagde] gebruikte software pakketten alvorens hierover een definitieve beslissing te nemen. Als vaststaand kan worden aangenomen dat SD Worx akkoord is gegaan met het door [gedaagde] bedongen proefjaar. Dit betekent dat partijen overeengekomen zijn dat na een (go) beslissing van [gedaagde] ter zake de salarisadministratie en vervolgens de personeelsadministratie (go) in beginsel een overeenkomst voor de duur van drie jaar zijn aangegaan met dien verstande dat [gedaagde] gedurende en uiterlijk aan het einde van het eerste jaar een definitieve beslissing kon nemen of zij door wilde gaan met de softwarepakketten van SD Worx. De geschetste feiten en omstandigheden laat aldus de thans door SD Worx verdedigde uitleg van de opzeggings-mogelijkheid - te weten dat [gedaagde] de overeenkomst uiterlijk op 1 april 2020 kon opzeggen - niet toe. SD Worx heeft geen concrete feiten en omstandigheden genoemd die, indien bewezen, tot een andere beoordeling zouden kunnen voeren. Het door SD Worx bij dagvaarding gedane algemene bewijsaanbod dient daarom als onvoldoende gespecificeerd te worden gepasseerd.
4.9.
Voor zover SD Worx met haar stellingname heeft willen betogen dat de door [gedaagde] bepleite uitleg van de opzegmogelijkheid niet redelijk is omdat dit zou betekenen dat laatstgenoemde de overeenkomst op de laatste dag van het eerste jaar zou kunnen opzeggen, merkt de rechtbank op dat die situatie zich hier niet heeft voorgedaan. Vast staat immers dat [gedaagde] bij e-mailbericht van 29 september 2020 de overeenkomst - met inachtneming van de in artikel 2.8.1 van de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn van 3 maanden - tegen 1 januari 2021 heeft opgezegd. In onderhavige context is de rechtbank van oordeel dat dit geldt als een redelijke opzegtermijn.
4.10.
Uit het vorenstaande volgt dat niet geconcludeerd kan worden dat [gedaagde] de bewuste overeenkomst in strijd met de overeenkomst heeft opgezegd. Bij gebreke van een tekortkoming van [gedaagde] kan SD Worx dan ook geen aanspraak maken op schadeloosstelling op basis van de algemene voorwaarden van SD Worx noch anderszins. De door SD Worx onder sub 1 gevorderde schadebedragen van € 13.243,83 als contractuele schadeloosstelling én € 17.557,77 als aanvullende schade dienen dan ook te worden afgewezen. Gelet hierop behoeft het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking, uitleg van de schadebepaling én matiging van de gevorderde schadebedragen dan ook geen bespreking.
4.11.
Daarnaast vordert SD Worx nakoming van betaling door [gedaagde] van een onbetaald gelaten factuur van 6 januari 2021 ad € 1.105,52 incl. btw. Voormelde factuur ziet op door SD Worx ten behoeve van [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden voor de salarisverwerking en de daarmee samenhangende kosten voor de maand december 2020.
4.12.
Ter zake voormelde factuur heeft [gedaagde] een beroep op verrekening gedaan met een door haar aan SD Worx betaalde factuur d.d. 5 maart 2020 ad € 2.420,-- ter zake opleidingskosten. [gedaagde] stelt dat zij voormeld bedrag ten onrechte aan SD Worx heeft betaald omdat de bewuste trainingen waarop de factuur ziet in verband met Corona niet hebben plaatsgevonden. Daarnaast betoogt [gedaagde] het factuurbedrag niet verschuldigd te zijn omdat de door SD Worx verrichte werkzaamheden deel uitmaken van de consultancy-uren die reeds door [gedaagde] zijn betaald.
4.13.
SD Worx heeft het beroep van [gedaagde] op verrekening gemotiveerd weersproken. Daarnaast heeft SD Worx een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 3.1.3 van de algemene voorwaarden omdat [gedaagde] niet binnen bekwame tijd, te weten 10 dagen, maar ruim anderhalf jaar later op de bewuste factuur van 5 maart 2020 heeft gereageerd.
4.14.
De rechtbank verwerpt het beroep van [gedaagde] op verrekening nu SD Worx onvoldoende weersproken heeft aangevoerd dat de bewuste trainingen op 19 december 2019 en 7 januari 2020 zijn gegeven. Daar komt bij dat de rechtbank de door [gedaagde] aangevoerde reden dat de trainingen vanwege Corona niet zouden hebben plaatsgevonden niet kan volgen. Immers, de eerste lockdown en bijbehorende maatregelen vanwege Corona dateren in Nederland van maart 2020. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van [gedaagde] gelegen - mede gezien de omstandigheid dat zij de factuur waarop de bewuste trainingen zien wel heeft betaald maar pas zo veel later betwist dat de bewuste trainingen hebben plaatsgevonden - om op dit punt uitgebreider onderbouwd verweer te voeren. Dit heeft [gedaagde] evenwel nagelaten. De conclusie uit het vorenstaande luidt dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het factuurbedrag van ad € 1.105,52 incl. btw aan SD Worx te betalen. De door SD Worx ex artikel 3.1.4 van de algemene voorwaarden met ingang van
5 februari 2021 gevorderde wettelijke handelsrente over voormeld factuurbedrag is onweersproken en derhalve eveneens toewijsbaar.
4.15.
SD Worx vordert tevens betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Op basis van artikel 3.1.4 van de algemene voorwaarden heeft SD Worx de buitengerechtelijke kosten begroot op € 3.190,71, zijnde 10% van de gevorderde hoofdsom.
4.16.
Vast staat dat SD Worx bij e-mailbericht van haar advocaat van 27 oktober 2021 (prod. 8 bij dagvaarding) aanspraak heeft gemaakt op betaling van voormelde factuur én buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft enkel de omvang van de gevorderde buitengerechtelijke kosten weersproken. Nu de door SD Worx gevorderde schadebedragen worden afgewezen en alleen voormeld factuurbedrag wordt toegewezen, zijn de buitengerechtelijke kosten op grond van het bepaalde in artikel 3.1.4 van de algemene voorwaarden toewijsbaar tot het minimumbedrag van € 250,--.
4.17.
Uit het vorenstaande volgt aldus dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan SD Worx te voldoen een bedrag van € 1.105,52, vermeerderd met de wettelijke handelsrente met ingang van 5 februari 2021. Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld om ter zake buiten-gerechtelijke incassokosten aan SD Worx te betalen een bedrag van € 250,--.
4.18.
Met betrekking tot de proceskosten is de rechtbank van oordeel dat deze gecompenseerd dienen te worden in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Hoewel SD Worx op hoofdpunten in het ongelijk is gesteld, krijgt zij wel een deel van het door haar gevorderde bedrag toegewezen. Hiervoor heeft SD Worx moeten procederen. Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld ligt compensatie van de proceskosten naar het oordeel van de rechtbank dan ook in de rede.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SD Worx te betalen een bedrag van € 1.105,52, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 5 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om ter zake buitengerechtelijke incassokosten aan SD Worx te betalen een bedrag van € 250,--;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op
7 december 2022