ECLI:NL:RBZWB:2022:7398
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van handhaving van activiteiten van een obstacle run in strijd met bestemmingsplan
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2022, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda beoordeeld. Het college had handhavend opgetreden tegen de activiteiten van [naam eiser 2], die een obstacle run exploiteerde op een perceel dat door de gemeente aan [naam eiser 1] werd verhuurd. De derde-partij had het college verzocht om handhaving, wat leidde tot een controle en een besluit van het college om het handhavingsverzoek af te wijzen. Dit besluit werd later door de Adviescommissie bezwaarschriften als ongegrond beoordeeld, waarna het college het bezwaar van de derde-partij gegrond verklaarde en een last onder dwangsom oplegde aan [naam eiser 2]. De rechtbank behandelt het beroep van eisers, die stellen dat de activiteiten van [naam eiser 2] onder de bestemming 'maatschappelijk' vallen. De rechtbank concludeert dat de obstacle run niet onder deze bestemming valt, aangezien het een commerciële activiteit betreft en niet voldoet aan de eisen voor maatschappelijke voorzieningen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van het college in stand blijft. De rechtbank wijst ook op de mogelijkheid van hoger beroep voor partijen die het niet eens zijn met deze uitspraak.