ECLI:NL:RBZWB:2022:7406

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
22/28 en 22/29
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022, met zaaknummers BRE 22/28 en 22/29, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan op 3 november 2021. Belanghebbende had zijn auto geparkeerd op twee verschillende locaties en had via een parkeerapp een verkeerde parkeerzone geselecteerd, wat leidde tot te weinig betaalde belasting. De rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende is om zich te vergewissen van het geldende parkeerregime en dat hij niet op een gehandicaptenparkeerplaats had geparkeerd, waardoor hij parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en verklaart de beroepen ongegrond. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/28 en 22/29
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaken tussen
[belanghebbende]uit [plaats 1], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 november 2021.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd met de aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] (hierna: de naheffingsaanslagen).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaken niet behandeld op een zitting.

2.Feiten

2.1.
De auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] stond op 3 november 2021 omstreeks 14:40 uur geparkeerd aan de [straat 1] te [plaats 2]. Tijdens de controle met een scanauto op dat moment is geconstateerd dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,80 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,30 en € 64,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.2.
Dezelfde auto stond op 3 november 2021 omstreeks 15:22 uur geparkeerd aan de [straat 2] te [plaats 3]. Tijdens de controle met een scanauto op dat moment is geconstateerd dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,00 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,50 en € 64,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslagen aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.4.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij via de app zijn auto heeft aangemeld in een verkeerde parkeerzone. Hij heeft een uitdraai van een parkeerapp bijgevoegd waaruit blijkt dat het kenteken [kenteken] op 3 november 2021 aangemeld was in parkeerzone [parkeerzone 1] van 14:16 tot 14:40 uur. Daarnaast voert belanghebbende aan dat hij beschikt over een Europese Gehandicaptenkaart en dat er in verschillende gemeentes een ontheffing geldt voor het parkeren met een gehandicaptenkaart.
Parkeerapp
3.5.
Gelet op het tijdstip van de aanmelding in de parkeerapp kan deze aanmelding alleen betrekking hebben op de naheffingsaanslag die is opgelegd in verband met het parkeren aan de [straat 1]. Belanghebbende stond om 14:40 uur geparkeerd op de [straat 1] in zone [parkeerzone 2] waar het tarief € 2,30 per uur bedraagt. Het tarief in de door belanghebbende op de parkeerapp geselecteerde zone [parkeerzone 1] bedraagt € 1,50 per uur.
3.6.
Door het selecteren van de verkeerde zone op de app heeft belanghebbende dus te weinig parkeerbelasting voldaan. De rechtbank is van oordeel dat dit voor risico van belanghebbende moet blijven. Het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende dat hij zich in de parkeerapp en ter plaatse op de hoogte stelt van het op de parkeerlocatie van toepassing zijnde parkeerregime.
3.7.
Met betrekking tot belanghebbendes stelling dat alleen de te weinig geheven parkeerbelasting mag worden nageheven oordeelt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet mag de heffingsambtenaar de naheffing parkeerbelasting baseren op een fictieve parkeerduur van één uur voor het tarief dat ter plaatste geldt (dus een forfaitair bedrag), ook als wel parkeerbelasting is voldaan, maar te weinig. In artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet staat verder dat bij het opleggen van een naheffingsaanslag de kosten daarvan in rekening worden gebracht. In zoverre heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting voor het parkeren aan de [straat 1] terecht opgelegd.
Europese Gehandicaptenkaart
3.8.
Niet in geschil is dat belanghebbende op de genoemde tijdstippen met zijn auto heeft geparkeerd op reguliere parkeerplaatsen en niet op parkeerplaatsen die specifiek voor gehandicapten zijn ingericht. Op basis van de Verordening mogen houders van een gehandicaptenparkeerkaart alleen gratis gebruik maken van een algemene gehandicaptenparkeerplaats. Nu belanghebbende niet op een gehandicaptenparkeerplaats heeft geparkeerd is hij parkeerbelasting verschuldigd. Het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende dat hij zich in het plaatselijk geldende parkeerregime verdiept. Belanghebbende geeft zelf aan dat gemeentes verschillend omgaan met de ontheffing voor het parkeren met een gehandicaptenkaart. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen parkeerbelasting terecht heeft opgelegd aan belanghebbende.

4.Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier op 9 december 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Gemeentewet
Artikel 234, derde en vijfde lid, van de Gemeentewet
3. Ingeval een naheffingsaanslag wordt opgelegd, wordt deze berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.
5. Ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag worden kosten in rekening gebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de naheffingsaanslag en worden afzonderlijk op het aanslagbiljet vermeld. Ten aanzien van hetzelfde voertuig worden per aaneengesloten periode de kosten niet vaker dan eenmaal per kalenderdag in rekening gebracht.
Verordening parkeerbelastingen Breda 2021 (de Verordening)
Artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening
Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Artikel 6, eerste lid, van de Verordening
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van parkeerapparatuur geschiedt door het met een (mobiele) telefoon of ander toegelaten communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
Artikel 7, eerste lid, van de Verordening
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
Bijlage 1: Tarieven-en kostentabel parkeerbelastingen 2021
A. Tarieven voor het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen
Met betrekking tot het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt het tarief:
4. In afwijking van het bepaalde onder A1 en A2 bedraagt het tarief voor het in overeenstemming met de geldende voorschriften parkeren op parkeerapparatuurplaatsen gehandicapten algemeen (bord E6), met gebruik van de landelijke gehandicaptenparkeerkaart, per uur € 0,00.