ECLI:NL:RBZWB:2022:7417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
22-002577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen goederen

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die de teruggave van inbeslaggenomen goederen verzocht. De procedure vond plaats in raadkamer op 16 mei 2022, waar de officier van justitie en de gemachtigd raadsman van klager, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, aanwezig waren. Klager was niet verschenen, maar zijn verzoek tot teruggave was duidelijk: hij stelde dat de goederen niet van misdrijf afkomstig waren en dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzette.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift zich niet langer richtte tegen het beslag op een telefoon, een elektrische fiets en een rijbewijs, en heeft deze goederen buiten beschouwing gelaten. De rechtbank heeft het klaagschrift ontvankelijk verklaard en beoordeeld of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten waren om te concluderen dat de personenauto, die in beslag was genomen, was gebruikt bij een strafbaar feit, en verklaarde het klaagschrift tegen het beslag op deze auto ongegrond.

Voor de overige inbeslaggenomen goederen, die niet in verband stonden met enig strafbaar feit, oordeelde de rechtbank dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag. De rechtbank gelastte de teruggave van deze goederen aan klager. De beslissing werd genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/288746-21
rk.nummer: 22-002577
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, Parkstraat 10, 4818 SJ Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 12 november 2021 onder klager in meerdere goederen in beslag zijn genomen:
  • het klaagschrift, ingediend op 8 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 mei 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T. Kint en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen..
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Klager is eigenaar van de inbeslaggenomen goederen en heeft daarvan geen afstand gedaan. Evenmin heeft hij de goederen door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Naar het oordeel van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave.
In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman in raadkamer aangevoerd dat de goederen die verband hielden met strafbare feiten zijn teruggegeven aan de rechthebbenden. Er is geen verdenking ten aanzien van de goederen zoals vermeld in het klaagschrift waardoor er geen grondslag bestaat om het beslag te handhaven. Ten aanzien van het rijbewijs, de telefoon en de elektrische fiets trekt de raadsman het klaagschrift in.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat zij zich verzet tegen teruggave van de goederen. De goederen zijn van misdrijf afkomstig of gebruikt bij het plegen van een misdrijf. Het belang van strafvordering vordert het voortduren van het beslag. Daarnaast heeft zij de vraag opgeworpen of de behandeling moet worden aangehouden om een compleet beeld te krijgen van de inbeslaggenomen goederen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift zich niet langer richt tegen het beslag op de telefoon, de elektrische fiets en het rijbewijs. Zij zal dan ook geen oordeel geven over deze goederen.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager onder andere wordt verdacht van diefstal. De personenauto met [kenteken] is aangetroffen naar aanleiding van een melding van diefstal c.q. heling. In dit voertuig lagen verschillende gestolen goederen. Het dossier biedt vooralsnog voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het voertuig is gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit. Gelet hierop acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring van de personenauto zal bevelen. De rechtbank zal daarom het klaagschrift gericht tegen het beslag op de personenauto ongegrond verklaren.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en hetgeen in raadkamer is besproken, niet is gebleken dat de overige inbeslaggenomen goederen in verband staan tot enig strafbaar feit. Gelet hierop bestaat er geen strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag. Het is de rechtbank niet gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen deze goederen gegrond verklaren en teruggave aan de klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift voor zover het is gericht tegen de inbeslagname van de personenauto (merk: Peugeot 206, [kenteken] ) ongegrond;
- het klaagschrift voor het overige gegrond en gelast de teruggave van:
 slijpmachine, merk: Hitachi (goednummer: 2397030);
 slijpmachine, merk: Parkside (goednummer: 2397030);
 zaagmachine, merk: Makita (goednummer: 2397036);
 boormachine, merk: Parkside (goednummer: 2397076);
 spackmesbak (goednummer: 2397043);
 radio, merk: Dewalt Dcr-019-qw (goednummer: 2397054);’
 boren (goednummer: 2397057);
 kist, merk: Hitachi (goednummer: 2397060);
 overige (goednummer: 2397062);
 betonmixer, merk: Eibenstock ehr 20/2.6t s (goednummer: 2397056);
 zaagmachine, merk: Eibenstock steenzaag (goednummer: 2397066);
 handgereedschap, merk: Hitachi H60 mr – hamer (goednummer: 2397099);
 kist (goednummer: 2397073);
 overige (goednummer: 2397083);
 boren (goednummer: 2397085);
 kentekenplaat, merk: Export platen (goednummer: 2397086);
 boren, merk: Dewalt Borenset (goednummer: 2397090);
 schroefmachine, merk: Dcf887 (goednummer: 2397092);
 overige (goednummer: 2397095);
 handgereedschap (goednummer: 2397095);
 autosleutels, merk: Mazda (goednummer: 2397101).
Deze beslissing is op 30 mei 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).