Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting Alwel,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Alwel en een gedaagde die niet is verschenen. Alwel vorderde ontruiming van een woning wegens dringende werkzaamheden in het kader van een verduurzamingsproject. De gedaagde verbleef zonder recht of titel in de woning, nadat de huurovereenkomst op 4 augustus 2022 was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat Alwel een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien er anderen op de wachtlijst stonden voor de sociale huurwoning en er dringende werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. De rechter verleende verstek tegen de gedaagde, die niet was verschenen, en oordeelde dat de primaire vordering tot ontruiming met grote waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De kantonrechter stelde een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis vast. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 440,54 per maand, te rekenen vanaf 5 augustus 2022, en tot betaling van de proceskosten van in totaal € 753,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.