ECLI:NL:RBZWB:2022:7433

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
10090962_E09112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming wegens dringende werkzaamheden in het kader van verduurzamingsproject

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Alwel en een gedaagde die niet is verschenen. Alwel vorderde ontruiming van een woning wegens dringende werkzaamheden in het kader van een verduurzamingsproject. De gedaagde verbleef zonder recht of titel in de woning, nadat de huurovereenkomst op 4 augustus 2022 was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat Alwel een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien er anderen op de wachtlijst stonden voor de sociale huurwoning en er dringende werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. De rechter verleende verstek tegen de gedaagde, die niet was verschenen, en oordeelde dat de primaire vordering tot ontruiming met grote waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De kantonrechter stelde een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis vast. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 440,54 per maand, te rekenen vanaf 5 augustus 2022, en tot betaling van de proceskosten van in totaal € 753,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10090962 VV EXPL 22-53
vonnis in kort geding d.d. 9 november 2022
inzake
de stichting
Stichting Alwel,
gevestigd en kantoorhoudende te (4701 BL) Roosendaal, aan de Laan van Brabant 50,
eiseres,
hierna te noemen: “Alwel”,
gemachtigde: mr. E Willemse, advocaat te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
hierna te noemen: “ [gedaagde] ”,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 3 oktober 2022 met producties;
de op 21 oktober 2022 ter griffie ontvangen brief met één aanvullende productie zijdens Alwel;
de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de gehouden mondelinge behandeling van 26 oktober 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2022. Ter zitting was namens Alwel aanwezig mevrouw L. Vissers, bijgestaan door mr. E. Willemse voornoemd.
1.3.
Hoewel behoorlijk gedagvaard met inachtneming van de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten, is zijdens [gedaagde] formeel niemand ter zitting verschenen. Slechts als toehoorders zonder volmacht waren aanwezig haar zoon en haar ex-partner. Tegen haar is dan ook verstek verleend.

2.Het geschil

2.1.
Alwel vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair [gedaagde] te veroordelen om de woning, staande en gelegen te [woonadres] , binnen acht (8) dagen na betekening van dit vonnis met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze niet het eigendom zijn van Alwel, te verlaten en te ontruimen, en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Alwel te stellen;
subsidiair indien en voor zo ver de vordering als genoemd onder 1 onverhoopt niet wordt toegewezen, [gedaagde] te veroordelen om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de uitvoering van de werkzaamheden zoals deze (in ieder geval) staan omschreven in het informatieboekje (productie 11), de akkoordverklaring (productie 12) en de dagplanning (productie 21), welke plaats dienen te vinden aan de woning, staande en gelegen te [woonadres] , en hiertoe, direct na dit vonnis, de toegang tot deze woning te verschaffen op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij hiermee in verzuim is met een maximum van € 25.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
[gedaagde] , zowel primair als subsidiair, te veroordelen binnen acht (8) dagen na betekening van dit vonnis een gebruiksvergoeding aan Alwel te voldoen ter hoogte van € 440,54 per maand, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen maandbedrag, voor de gehele periode dat [gedaagde] nog in het gehuurde verblijft, te rekenen vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag van daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde. Van de totaal verschuldigde gebruiksvergoeding dient een bedrag van € 103,75 in het kader van verrekening te worden afgehaald;
[gedaagde] , zowel primair als subsidiair, te veroordelen in de kosten van dit geding, onder bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt - (ii) te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de bedoelde termijn van voldoening, alsmede (iii) met veroordeling van [gedaagde] in de nakosten ten bedrage van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, ten bedrage van € 199,00.

3.De beoordeling

3.1.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding is alleen plaats indien met een grote mate van waarschijnlijkheid is vast te stellen dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en de huurder tot ontruiming zal veroordelen en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van Alwel, niet kan worden afgewacht.
3.2.
Voldoende is gebleken dat Alwel een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening tot ontruiming van de woning. Zij legt namelijk aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] momenteel zonder recht of titel in de woning verblijft en stelt daarbij dat er anderen op een wachtlijst staan voor deze sociale huurwoning. Ook heeft Alwel voldoende aannemelijk gemaakt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot het verlenen van medewerking. Er dienen namelijk op korte termijn - in het kader van een verduurzamingsproject - dringende werkzaamheden te worden verricht in de woning en zolang [gedaagde] hieraan geen medewerking verleent kan het project niet worden afgerond en hebben (ook) de buren geen verwarming. Het voorgaande brengt mee dat Alwel ontvankelijk is in haar vordering.
3.3.
Nu [gedaagde] niet is verschenen en de stellingen van Alwel dan ook niet zijn weersproken, moet er van worden uitgegaan dat sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd waarbij het einde van deze huurovereenkomst tijdig en correct door Alwel is aangezegd. Dit brengt mee dat de einddatum van de huurovereenkomst 4 augustus 2022 is en daarmee met ingang van 5 augustus 2022 geen sprake meer is van een huurovereenkomst.
Voldoende aannemelijk is daarmee dat [gedaagde] vanaf 5 augustus 2022 zonder recht of titel in de woning van Alwel verblijft. Nu [gedaagde] niet is verschenen heeft zij zichzelf de mogelijkheid ontnomen om op de stellingen van Alwel in te gaan, haar situatie toe te lichten en om vragen van de kantonrechter te beantwoorden, zodat het de kantonrechter niet is gebleken dat sprake is van belangen van [gedaagde] anders dan een algemeen woonbelang.
Met inachtneming hiervan is de kantonrechter voorshands van oordeel dat - op basis van de thans vaststaande feiten - de primaire vordering tot ontruiming van de woning in een bodemprocedure met een grote mate van waarschijnlijkheid zal worden toegewezen. Deze vordering is daarom ook in dit kort geding toewijsbaar zoals gevorderd, met dien verstande dat de kantonrechter een ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis een redelijke termijn acht.
3.4.
De niet bestreden stellingen inzake de gebruiksvergoeding, te rekenen vanaf 5 augustus 2022 tot en met de dag van daadwerkelijke ontruiming kunnen de vordering van Alwel dragen en komen de kantonrechter voorshands niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat zoals gevorderd op de totaal verschuldigde gebruiksvergoeding een bedrag van € 103,75 in het kader van verrekening in mindering moet worden gebracht. De hierbij gevorderde betalingstermijn van acht dagen na betekening van dit vonnis zal de kantonrechter volgen voor wat betreft de gebruiksvergoedingen over de periode vanaf 5 augustus 2022 tot en met de maand november 2022, nu deze gebruiksvergoedingen ten tijde van dit vonnis reeds verschuldigd zijn. Dat geldt nog niet voor de eventuele gebruiksvergoeding vanaf de maand december 2022, zodat die verplichting tot betaling mogelijk nog niet bestaat op het moment dat dit vonnis wordt betekend.
3.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding. Deze kosten bestaan uit een bedrag van € 128,00 aan griffierecht, een bedrag van € 127,43 aan explootkosten en een bedrag van € 498,00 als salaris voor de gemachtigde van Alwel, zijnde een totaalbedrag van € 753,43. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] , indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
3.6.
De nakosten, waarvan Alwel betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden vastgesteld.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om de woning, staande en gelegen te [woonadres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze niet het eigendom zijn van Alwel, te verlaten en te ontruimen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Alwel te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Alwel een gebruiksvergoeding te betalen ter hoogte van € 440,54 per maand, voor de gehele periode dat [gedaagde] nog in de woning verblijft, te rekenen vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag van daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde, te verminderen met een eenmalig bedrag van € 103,75 in het kader van verrekening, waarbij geldt dat de verschuldigde gebruiksvergoeding over de periode vanaf 5 augustus 2022 tot en met de maand november 2022, moet worden betaald binnen acht dagen na betekening van dit vonnis;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Alwel tot op heden vastgesteld op € 753,43, daarin begrepen een bedrag van € 498,00 als salaris voor de gemachtigde van Alwel, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Alwel volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde van Alwel, en te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst hetgeen meer of anders is gevorderd, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hindriks, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.