In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, die hem met ingang van 4 december 2020 was toegekend op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, het UWV heeft in een later besluit vastgesteld dat eiser slechts 60,76% arbeidsongeschikt is. De rechtbank behandelt het beroep van eiser, die van mening is dat zijn beperkingen niet correct zijn ingeschat door het UWV. Tijdens de zitting op 30 juni 2022 zijn zowel eiser als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig geweest. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven te reageren op het verweerschrift van het UWV. Na verdere correspondentie tussen partijen heeft de rechtbank het onderzoek op 25 oktober 2022 gesloten.
De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld op 60,76%. De rechtbank baseert deze conclusie op de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV, die de medische situatie van eiser hebben beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten en beperkingen niet goed zijn meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de medische gegevens en de klachten van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de mate van arbeidsongeschiktheid op 60,76% vast te stellen, wordt bevestigd. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.