ECLI:NL:RBZWB:2022:7449

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_700
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de vermindering van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de maatregelen van het UWV beoordeeld. Eiser, die een Ziektewet-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de vermindering van zijn uitkering met 25 procent en later met 37,5 procent. Deze maatregelen zijn opgelegd omdat eiser niet heeft meegewerkt aan het verkrijgen van passende arbeid. De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht deze maatregelen heeft opgelegd en of eiser passende arbeid is aangeboden.

Eiser was werkzaam als betonmedewerker en heeft zich op 3 mei 2021 ziekgemeld. De bedrijfsarts concludeerde dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid door een medische aandoening, maar dat er wel een mismatch was met de functie. Eiser heeft verschillende aangeboden functies geweigerd, omdat hij zich niet in staat achtte deze uit te voeren. Het UWV heeft daarop besloten de uitkering te verlagen. Eiser betoogt dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld door geen passende arbeid aan te bieden en dat zijn psychische problemen niet voldoende zijn meegewogen.

De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser passende arbeid is aangeboden. De verzekeringsarts heeft alle relevante medische informatie meegewogen en geconcludeerd dat de aangeboden functies passend waren. Eiser heeft geen objectieve medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de maatregelen van het UWV in stand blijven. Eiser krijgt het betaalde griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/700 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het UWV).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van twee maatregelen, die inhouden dat de uitkering die eiser ontvangt op grond van de Ziektewet, is verminderd met eerst 25 procent en daarna 37,5 procent.
Met het bestreden besluit van 21 januari 2022 op de bezwaren van eiser is het UWV bij de maatregelen gebleven, onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Op 23 februari 2022 heeft eiser een bericht over de diagnose en behandeling van de psychotherapeut van 21 februari 2022 ingediend.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV heeft op 6 juli 2022 op het bericht van de psychotherapeut gereageerd. Hetgeen daarin naar voren komt was al bekend en was daarmee al onderdeel van de heroverweging in bezwaar, aldus het UWV.
Op 7 september en 8 september 2022 heeft eiser een uitzendovereenkomst van 3 augustus 2022 en een factuur van de psycholoog over de periode 24 augustus 2021 tot en met
31 december 2021 ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het UWV mr. M. van Grinsven.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de Ziektewet-uitkering van eiser met 25 en vervolgens wegens recidive met 37,5 procent heeft verminderd. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eiser was op uitzendbasis 40 uur per week werkzaam als betonmedewerker voor [naam werkgever] (werkgever). Op 3 mei 2021 heeft eiser zich ziekgemeld.
1.1.
Op 18 juni 2021 heeft eiser een gesprek gehad met [naam bedrijfsarts 1] , bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft daarna een probleemanalyse opgesteld, waarin zij heeft opgenomen dat de ziekmelding van eiser is gelegen in een combinatie van werk gerelateerde aspecten, niet-werk gerelateerde aspecten en persoonsgebonden factoren. Er is een mismatch met de functie en eiser heeft een vervelende levensgebeurtenis gehad. Daarmee is volgens de bedrijfsarts geen sprake van arbeidsongeschiktheid als gevolg van een medische aandoening die door behandeling kan worden opgelost. Omdat het functioneren onvoldoende normaal kan worden geacht, kan een Ziektewet-uitkering wel kort aan de orde zijn. Aan de werkgever is geadviseerd om met eiser in gesprek te gaan, arbeidsrechtelijke problemen op te lossen en eiser te laten re-integreren in een andere functie.
1.2.
Naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts heeft op 30 juni 2021 een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en de werkgever.
1.3.
Op 7 juli 2021 heeft de werkgever eiser een functie aangeboden bij [naam bedrijf 1] in [plaatsnaam 2] . Eiser heeft deze functie niet geaccepteerd omdat hij zichzelf niet in staat achtte dit werk te doen.
1.4.
Naar aanleiding van de reactie van eiser op de probleemanalyse zijn medische gegevens opgevraagd bij de behandelaren van eiser. Tot die tijd heeft de werkgever het advies van de bedrijfsarts opgevolgd.
1.5.
Op 6 augustus 2021 heeft het UWV op verzoek van de werkgever besloten de uitkering van eiser te verlagen met 25 procent vanwege niet meewerken aan het verkrijgen van passende arbeid, omdat eiser de functie bij [naam bedrijf 1] niet geaccepteerd heeft.
1.6.
Op 17 augustus 2021 heeft de werkgever eiser een functie aangeboden als orderpicker bij [naam bedrijf 2] in [plaatsnaam 2] . Eiser heeft deze functie ook niet geaccepteerd omdat hij zich daartoe niet in staat achtte.
1.7.
Op 24 augustus 2021 heeft het UWV op verzoek van de werkgever besloten de uitkering van eiser te verlagen met 37,5 procent vanwege niet meewerken aan het verkrijgen van passende arbeid. Door recidive is de korting van 25 procent met de helft verhoogd.
1.8.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 6 augustus en 24 augustus 2021.
1.9.
In een brief van 7 september 2021 heeft de huisarts van eiser geschreven dat eiser bekend is met angststoornissen, onder behandeling is van een psycholoog en medicatie gebruikt.
1.10.
Op 7 oktober 2021 heeft eiser een gesprek gehad met [naam bedrijfsarts 2] , bedrijfsarts. Die heeft geconcludeerd dat eiser in staat is om passende arbeid te verrichten, te beginnen met
5 dagen in de week, 2 uur per dag, en met inachtneming van de volgende beperkingen: geen veelvuldige deadlines of productiepieken, geen hoog handelingstempo, geen verhoogd persoonlijk risico, niet langer dan (achtereen) ongeveer 20 kilometer autorijden, beperkt in hanteren van conflicten, aangewezen op werk waarin zo nodig kan worden teruggevallen op collega’s of leidinggevenden en dat geen leidinggevende aspecten bevat, en kan ‘s avonds en ’s nachts niet werken.
Standpunten van partijen
2. Eiser betoogt dat het UWV hem de maatregelen ten onrechte heeft opgelegd, omdat hem geen passende arbeid is aangeboden en hij de aangeboden functies dus terecht heeft geweigerd. Uit zijn medisch dossier blijkt duidelijk dat eiser kampte met psychische problemen en daardoor beperkt was in werk- en reistijd. De psycholoog en psychiater schreven hem volledige rust voor, en met de medicatie die hij kreeg kon hij niet met de auto van zijn woonplaats naar de aangeboden functies in [plaatsnaam 2] rijden. Het UWV heeft onzorgvuldig onderzoek gedaan omdat zij deze medische stukken niet heeft opgevraagd en meegewogen. Uit de analyse van bedrijfsarts [naam bedrijfsarts 2] blijkt dat wat eiser daarvoor al die tijd over zijn beperkingen heeft aangevoerd, klopte.
2.1.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat de maatregelen terecht zijn opgelegd omdat eiser wel in staat was om de aangeboden arbeid te verrichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daartoe geconcludeerd na alle benodigde medische informatie te hebben meegewogen. Met bedrijfsarts [naam bedrijfsarts 1] deelt hij de visie dat sprake was van psychische klachten, maar niet in zodanige mate dat eiser de aanboden functies niet zou kunnen accepteren. Ook gaat de bedrijfsarts er terecht vanuit dat werken het herstel van eiser zelfs kan bevorderen. Bedrijfsarts [naam bedrijfsarts 2] is uitgegaan van de anamnese, niet van objectieve gegevens. Het UWV moet uitgaan van objectieve gegevens.
Juridisch kader
3. Eiser is op grond van de wet verplicht om mee te werken aan het verkrijgen van
passende arbeid. [1] Het UWV vermindert het uitkeringsbedrag als eiser deze verplichting niet
nakomt. [2] Deze maatregel stemt het UWV af op de ernst van de gedraging en de mate waarin
eiser zijn gedraging verweten kan worden. De verplichting die het hier betreft, valt onder de
derde categorie. [3] Dat betekent dat het uitkeringsbedrag bij het niet nakomen daarvan in
beginsel met 25 procent wordt verminderd voor vier maanden. [4] Wanneer de gedraging
niet te verwijten valt, wordt geen maatregel opgelegd. [5] Het percentage van de maatregel
wordt verlaagd of verhoogd indien de verminderde of verhoogde ernst of verwijtbaarheid
van het niet naleven van de verplichting daartoe aanleiding geven. [6] Indien eiser binnen twee
jaar na de bekendmaking van deze vermindering opnieuw dezelfde verplichting niet nakomt,
wordt het percentage van de maatregel met 50% verhoogd. [7]
Beoordeling
4. Tussen partijen is nog in geschil de vraag of eiser passende arbeid is aangeboden die hij had moeten accepteren. Volgens eiser heeft het UWV onzorgvuldig onderzoek gedaan naar zijn beperkingen en is de conclusie van het UWV onjuist. Op de zitting heeft eiser desgevraagd bevestigd dat het beroep niet ziet op de verwijtbaarheid van het niet naleven van de verplichting om passende arbeid te accepteren.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser passende arbeid is aangeboden. De rechtbank kan de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) volgen. De verzekeringsarts b&b heeft uitgebreid dossieronderzoek gedaan, waarbij de consulten met de bedrijfsartsen, de brief van de huisarts, het mailverkeer tussen eiser en de werkgever en de door eiser overgelegde stukken in bezwaar zijn meegenomen. Ook was de verzekeringsarts b&b aanwezig bij de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b heeft uitgebreid gemotiveerd waarom hij eiser niet volgt in zijn standpunt dat hem geen passende arbeid is aangeboden. Hij is uitgegaan van de beschreven psychische klachten van eiser (reactieve stemmingsklachten en angstklachten) en heeft voldoende gemotiveerd geconcludeerd dat dit geen reden is om de door eiser gestelde beperkingen in werk- en reistijd aan te nemen. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat geen sprake is van ernstige anhedonie (gebrek aan ervaren van plezier) of een ernstige psychische stoornis. De structuur van werk, zingeving en afleiding verminderen juist meestal de klachten en kunnen de behandeling ten goede komen. Met de medicatie Citalopram is autorijden niet verboden als geen ernstige bijwerkingen worden gezien. Extra reisafstand kan eiser met het openbaar vervoer overbruggen.
5.1.
Dat het UWV meer stukken had moeten opvragen bij de behandelend psycholoog en psychiater over de volledige rust die eiser zou zijn voorgeschreven, en daarom onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan, volgt de rechtbank niet. Zoals hiervoor is overwogen, is de ingebrachte (uitgebreide) medische informatie gewogen en is in de rapportage van de verzekeringsarts b&b uitvoerig gemotiveerd waarom de arbeid passend is te achten. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Wanneer eiser de inhoud van de rapportage van de verzekeringsarts betwist, is het aan hem om stukken te overleggen die twijfel kunnen zaaien aan het oordeel van de verzekeringsarts. Dat heeft eiser niet gedaan.
5.2.
Eiser heeft niet met objectieve medische gegevens onderbouwd dat hij beperkter is in werk- en reistijd dan de verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd, of helemaal niet mag autorijden met de aan hem voorgeschreven medicatie, zoals hij op de zitting heeft gesteld. Uit de brief van de huisarts blijkt enkel dat eiser onder behandeling is voor angststoornissen en medicatie gebruikt. Eiser heeft verder een bericht van de psychotherapeut overgelegd en een factuur van de psycholoog. Het bericht van de psychotherapeut is door het UWV meegewogen. De factuur van de psycholoog zegt niets over de inhoud van de behandeling en de beperkingen in werk- en reistijd. Over de door eiser gestelde voorgeschreven medicatie en de voorgeschreven rust heeft hij geen stukken overgelegd die deze stelling onderbouwen.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser passende arbeid aangeboden en had hij deze arbeid moeten accepteren. De verzekeringsarts heeft alle relevante medische informatie meegewogen en heeft daaruit geconcludeerd dat eiser passende functies zijn aangeboden. Eiser heeft geen stukken overgelegd die de rechtbank doen twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts. Eiser heeft de passende functies geweigerd. Dat betekent dat het UWV gehouden was een maatregel op te leggen van een vermindering van de Ziektewet-uitkering van eiser met 25 procent en vervolgens wegens recidive met 37,5 procent.

Conclusie en gevolgen

6. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat de door het UWV opgelegde maatregelen in stand blijven. Eiser krijgt het betaalde griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Vermunt, griffier, op 7 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Ziektewet
Artikel 30
1. De zieke werknemer is verplicht:
a. passende arbeid te verrichten indien hij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld;
b. in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen; en
c. geen eisen te stellen in verband met door hem te verrichten arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
2. Weigert de werknemer die aanspraak maakt op ziekengeld zonder deugdelijke grond de arbeid, bedoeld in het eerste lid, te verrichten, dan wordt het loon dat hij zou hebben ontvangen indien hij deze arbeid wel verricht had, beschouwd als inkomen als bedoeld in artikel 31, eerste lid.
(…)
5. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, gedurende de eerste periode van zes maanden waarin recht bestaat op ziekengeld, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden. (…) Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
Artikel 45
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend:
(…)
k. indien de verzekerde een hem op grond van de artikelen 29g of 30 opgelegde verplichting niet nakomt, tenzij artikel 30, tweede lid, van toepassing is;
(…)
2. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van (…) het zich niet houden aan een voorschrift als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
(…)
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en het tweede lid.
(…)
Maatregelenbesluit Socialezekerheidswetten
Artikel 2. Hoogte en duur van een maatregel
1. De hoogte en duur van een, op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met n, genoemde wetten, op te leggen maatregel wordt, met dien verstande dat de hoogte van de maatregel ten minste € 25 bedraagt, vastgesteld op:
(…)
c. 25 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15 procent of ten hoogste 100 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie, bedoeld in de artikelen 5 en 6;
(…)
Artikel 6. Derde categorie aanvullend
(…)
2. Onverminderd artikel 5 worden de verplichtingen op grond van de ZW ingedeeld in de derde categorie voor zover zij betrekking hebben op:
(…)
c. het trachten te verkrijgen van passende arbeid door de zieke werknemer, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van die wet.
Artikel 8. Recidive
1. Indien aan de belanghebbende een maatregel is opgelegd en binnen twee jaar na de bekendmaking daarvan opnieuw dezelfde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen worden het percentage van de op te leggen maatregel alsmede het minimumbedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, met 50% verhoogd.
(…)
Beleidsregel maatregelen UWV
Artikel 2. Hoogte en duur van een maatregel
1. Voor zover in dit besluit niet anders is bepaald, stelt het UWV de hoogte en de duur van een op te leggen maatregel vast op:
(…)
c. 25 procent van het uitkeringsbedrag gedurende vier maanden bij het niet naleven van een verplichting uit de derde categorie;
(…)

Voetnoten

1.Art. 30 Ziektewet
2.Art. 45 lid 1 sub k Ziektewet
3.Art. 2 lid 1 sub c en art. 6 lid 2 sub c Maatregelenbesluit
4.Art. 2 lid 1 sub c Maatregelenbesluit jo art. 2 lid 1 sub c Beleidsregel maatregelen UWV
5.Art. 45 lid 2 ZW
6.Art. 3 en art. 7 Beleidsregel maatregelen UWV
7.Art. 8 lid 1 Maatregelenbesluit