Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. De zieke werknemer is verplicht:
a. passende arbeid te verrichten indien hij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld;
b. in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen; en
c. geen eisen te stellen in verband met door hem te verrichten arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
2. Weigert de werknemer die aanspraak maakt op ziekengeld zonder deugdelijke grond de arbeid, bedoeld in het eerste lid, te verrichten, dan wordt het loon dat hij zou hebben ontvangen indien hij deze arbeid wel verricht had, beschouwd als inkomen als bedoeld in artikel 31, eerste lid.
5. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, gedurende de eerste periode van zes maanden waarin recht bestaat op ziekengeld, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden. (…) Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend:
k. indien de verzekerde een hem op grond van de artikelen 29g of 30 opgelegde verplichting niet nakomt, tenzij artikel 30, tweede lid, van toepassing is;
2. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van (…) het zich niet houden aan een voorschrift als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en het tweede lid.
(…)
Maatregelenbesluit Socialezekerheidswetten
Artikel 2. Hoogte en duur van een maatregel
1. De hoogte en duur van een, op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met n, genoemde wetten, op te leggen maatregel wordt, met dien verstande dat de hoogte van de maatregel ten minste € 25 bedraagt, vastgesteld op:
c. 25 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15 procent of ten hoogste 100 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie, bedoeld in de artikelen 5 en 6;
Artikel 6. Derde categorie aanvullend
(…)
2. Onverminderd artikel 5 worden de verplichtingen op grond van de ZW ingedeeld in de derde categorie voor zover zij betrekking hebben op:
c. het trachten te verkrijgen van passende arbeid door de zieke werknemer, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van die wet.
1. Indien aan de belanghebbende een maatregel is opgelegd en binnen twee jaar na de bekendmaking daarvan opnieuw dezelfde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen worden het percentage van de op te leggen maatregel alsmede het minimumbedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, met 50% verhoogd.
(…)
Beleidsregel maatregelen UWV
Artikel 2. Hoogte en duur van een maatregel
1. Voor zover in dit besluit niet anders is bepaald, stelt het UWV de hoogte en de duur van een op te leggen maatregel vast op:
c. 25 procent van het uitkeringsbedrag gedurende vier maanden bij het niet naleven van een verplichting uit de derde categorie;