ECLI:NL:RBZWB:2022:7453
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op basis van de Wet open overheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 december 2022, is het beroep van eiser tegen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de orde. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder volgens hem niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 5 september 2022, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de aanvraag op 12 september 2022 heeft ontvangen en dat de beslistermijn van vier weken, zoals voorgeschreven in artikel 4.4 van de Woo, op 24 oktober 2022 verstreken was. Eiser heeft verweerder op 28 oktober 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Verweerder heeft verzocht om een langere termijn, wat de rechtbank redelijk acht gezien de omvang van het Woo-verzoek. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na verzending van de uitspraak het eerste deelbesluit moet nemen en binnen zes maanden na verzending het tweede deelbesluit. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt het betaalde griffierecht van € 184,- vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.