ECLI:NL:RBZWB:2022:7458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1709
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV inzake uitkering op grond van de Werkloosheidswet

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 11 februari 2022, waarbij het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) vanaf 5 oktober 2021 werd voorgezet. Het UWV heeft later, op 10 juni 2022, bepaald dat eiser per 5 oktober 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank heeft eiser op 28 juli 2022 en 31 oktober 2022 verzocht om kenbaar te maken of hij het beroep wilde intrekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor wordt het beroep als gehandhaafd beschouwd.

De rechtbank overweegt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat, nu het UWV eiser alsnog een uitkering op grond van de Wet WIA heeft toegekend, het belang bij de beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit is komen te vervallen. Eiser is in de gelegenheid gesteld om toe te lichten wat hij nog wil bereiken met zijn beroep, maar heeft geen reactie gegeven. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1709 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het UWV van 11 februari 2022 waarbij het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) vanaf 5 oktober 2021 wordt voorgezet (het bestreden besluit).
Het UWV heeft bij beslissing op bezwaar van 10 juni 2022 bepaald dat eiser per 5 oktober 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij brieven van 28 juli 2022 en 31 oktober 2022 heeft de rechtbank eiser verzocht kenbaar te maken of hij het beroep wil intrekken. Op deze brieven heeft eiser niet gereageerd. Het beroep van eiser wordt dan ook als gehandhaafd beschouwd.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Nu het UWV eiser alsnog per 5 oktober 2021 een uitkering op grond van de Wet WIA heeft toegekend, is naar het oordeel van de rechtbank het belang bij beoordeling van eisers beroep tegen het bestreden besluit komen te vervallen. De rechtbank heeft eiser bij brief van 31 oktober 2022 de gelegenheid gegeven om toe te lichten wat hij nog wil bereiken met zijn beroep, maar een reactie daarop is uitgebleven.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.