ECLI:NL:RBZWB:2022:7458
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing UWV inzake uitkering op grond van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 11 februari 2022, waarbij het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) vanaf 5 oktober 2021 werd voorgezet. Het UWV heeft later, op 10 juni 2022, bepaald dat eiser per 5 oktober 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank heeft eiser op 28 juli 2022 en 31 oktober 2022 verzocht om kenbaar te maken of hij het beroep wilde intrekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor wordt het beroep als gehandhaafd beschouwd.
De rechtbank overweegt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat, nu het UWV eiser alsnog een uitkering op grond van de Wet WIA heeft toegekend, het belang bij de beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit is komen te vervallen. Eiser is in de gelegenheid gesteld om toe te lichten wat hij nog wil bereiken met zijn beroep, maar heeft geen reactie gegeven. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.