Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
Wat vindt eiser?
Waarover gaat het in deze zaak?
Wat vindt de rechtbank?
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 1 februari 2021 voor 18,86% arbeidsongeschikt is en dus niet langer recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
.De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 17 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De arts bezwaar en beroep heeft overwogen dat er een voldoende uitgebreid, op de klachten gericht medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Passend bij deze problematiek (lage rugklachten, tendomyogeen van aard bij slijtage, eczeem/psoriasis, sarcoïdose en psychische klachten/depressie/psychosociale problematiek) zijn door de verzekeringsarts beperkingen vastgesteld in zowel het persoonlijk en sociaal functioneren als op fysiek vlak en ten aanzien van werktijden. Ten aanzien van de fysieke en psychische klachten stelt de arts bezwaar en beroep vast dat uit het primaire rapport blijkt dat de ervaren klachten en belemmeringen op deze gebieden voldoende aan de orde zijn gesteld. Met betrekking tot het vervallen van de beperkingen (
de rechtbank begrijpt: ten opzichte van de FML ten tijde van de beoordeling per de datum einde wachttijd) op eigen gevoelens uiten, boven schouderhoogte actief zijn en de (forsere) urenbeperking stelt de arts bezwaar en beroep vast dat hij de redenering van de verzekeringsarts in dat verband kan volgen. Tijdens de hoorzitting is gebleken dat eiser goed in staat is om zijn eigen gevoelens te uiten. Er zijn geen tekenen van agressieregulatie-problematiek. Het door eiser ingebrachte huisartsenjournaal bevestigt de opspelende psychische klachten ten tijde van de herbeoordeling. Hier blijkt echter niet uit dat er sprake is van een ernstigere medische situatie dan waar in eerste instantie vanuit is gegaan. De arts bezwaar en beroep stelt vast dat er ook geen indicatie is voor een beperking op boven schouderhoogte werken. Eiser heeft geen klachten aan zijn schouders. De lage rugklachten zijn tendomyogeen van aard en bij slijtage, waarbij het advies is in beweging te blijven. De verzekeringsarts heeft voor de rug al vergaande beperkingen aangenomen. Met deze beperkingen wordt al in voldoende mate voorzien in de fysieke klachten. Ook voor de urenbeperking ziet de arts bezwaar en beroep geen aanleiding, nu eiser niet voldoet aan de indicaties voor een urenbeperking. Uit het dagverhaal blijkt geen noodzakelijke verhoogde recuperatieperiode.
.De rechtbank vindt als eerste dat eiser zijn claim dat hij op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is niet aannemelijk heeft gemaakt. Hiervoor is nodig dat eiser geen benutbare mogelijkheden heeft. Dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft volgt niet uit de rapporten van de (verzekerings)artsen en eiser heeft dat anderszins ook niet onderbouwd. De rechtbank vindt verder dat de arts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen dan wel een forsere urenbeperking zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een (verzekerings)arts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft in dit verband nadere correspondentie van zijn huisarts van 12 april 2022 (met daarbij gevoegd brieven van psychotherapeut [naam psychotherapeut] van [naam instelling] van 9 november 2021 en 21 december 2021) overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de arts bezwaar en beroep in haar rapport van 10 augustus 2022 voldoende heeft beargumenteerd waarom deze informatie niet tot een andere visie leidt over de belastbaarheid van eiser per de datum in geding. De arts bezwaar en beroep overweegt in dit rapport dat in de FML al rekening is gehouden met een verminderde psychische belastbaarheid als gevolg van depressieve klachten bij psychosociale problematiek. De medische informatie die eiser heeft ingebracht dateert van na datum in geding en bespreekt de gemoedstoestand van eiser na ontvangst van het bestreden besluit. Eiser stelt weliswaar dat deze klachten al bestonden na ontvangst van het primaire besluit, en daarmee vóór 1 februari 2021, maar hij heeft dat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk kunnen maken. De in deze stukken genoemde data geven hiervoor immers geen ondersteuning en voorts is uit de brieven van [naam instelling] niet af te leiden dat de daarin beschreven psychische toestand ook bestond op de datum in geding. In tegenstelling tot hetgeen eiser stelt is volgens de arts bezwaar en beroep uit deze informatie niet af te leiden dat er sprake is van een ernstigere medische situatie op datum in geding, dan waar eerst vanuit is gegaan. Dat beeld is – zoals de arts bezwaar en beroep aangeeft – tijdens de bezwaarprocedure geschetst door middel van eigen onderzoek, het onderzoek door de verzekeringsarts en ondersteunende informatie van de huisarts van rond de datum in geding. Dit geldt ook voor de urenbeperking: er is geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding, er is geen medische grond voor een preventieve urenbeperking en er is geen sprake van verminderde beschikbaarheid als gevolg van behandeling. De rechtbank kan deze motivering volgen.
De conclusie van de rechtbank
Beslissing
.