ECLI:NL:RBZWB:2022:7489

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4563
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 december 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de minister van Algemene Zaken. Eiser heeft een aanvraag ingediend op 27 mei 2022, maar de minister heeft niet tijdig beslist, wat volgens eiser in strijd is met artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat de minister inderdaad niet binnen de wettelijk vereiste termijn van vier weken heeft beslist, aangezien de deadline op 24 juni 2022 verstreken was. Eiser heeft de minister op 3 augustus 2022 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het indienen van beroep is ingegaan.

De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat de zaak op basis van de ingediende stukken kan worden beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De rechtbank draagt de minister op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 184,-, aangezien het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4563

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

de minister van Algemene Zaken, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 27 mei 2022 als bedoeld in artikel 4.1. van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiser heeft de aanvraag ingediend op 27 mei 2022. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4.4 van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 24 juni 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 3 augustus 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 10 november 2022 uitgelegd dat de behandeling van het verzoek is aangevangen. Verweerder verzoekt om een termijn van vier weken om alsnog een beslissing te nemen op het verzoek. Gelet op de inmiddels verstreken tijd, hanteert de rechtbank een termijn van twee weken na het verzenden van deze uitspraak voor het nemen van het besluit.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 8 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.