Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 520,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
- € 1.507,36, voor vergoeding van vermogensschade;
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 3.515,81, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de kennisgeving sepot van 13 november 2020;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 7 september 2020 in verzekering is gesteld en op 8 september 2020 in vrijheid is gesteld;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 260,00.
€ 3.515,81is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toekennen, aangezien beide verzoeken in één verzoekschrift aangebracht hadden kunnen worden.
3.De beslissing
€ 260,00bestaande uit vergoeding van schade wegens de ondergane inverzekeringstelling;
€ 4.455,81zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van De Raetgever Advocatuur te Boxmeer, onder vermelding van “rk-nummers 21-017598 en 21-017599 [verzoeker] ”.