Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[veroordeelde] ,
Feiten
Procedure
Vordering van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
279 dagen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2022 een vordering tot gijzeling toegewezen. De veroordeelde, die in 2004 een ontnemingsmaatregel opgelegd kreeg van € 41.870,00, heeft tot de datum van de vordering slechts € 12.300,00 betaald, waardoor er nog een openstaande vordering van € 29.570,00 resteert. De vordering tot gijzeling werd op 21 maart 2022 ingediend en op 30 mei 2022 behandeld in een openbare raadkamer. De officier van justitie, mr. G. Oosterveld, heeft de vordering ingediend, maar de veroordeelde is niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat er geen volledig verhaal op zijn vermogen mogelijk is. Ondanks eerdere betalingsregelingen heeft de veroordeelde zich niet gehouden aan de afspraken, en hij is sinds 2019 niet meer in staat gebleken om te betalen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de veroordeelde in Italië gedetineerd is en dat eerdere aanmaningen op zijn laatste bekende adres retour zijn gekomen.
De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en de officier van justitie gemachtigd om gijzeling toe te passen voor de duur van 279 dagen, conform de LOVS-afspraken van januari 2021. Deze beslissing is genomen in het kader van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, die sinds 1 januari 2020 van kracht is. De rechtbank achtte zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen en heeft de officier van justitie ontvankelijk verklaard in zijn vordering.