Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[veroordeelde] ,
Feiten
Procedure
Vordering van het Openbaar Ministerie
25 dagen.
Beoordeling
Beslissing
25 dagen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2022 een vordering tot gijzeling toegewezen. De veroordeelde, die in 2010 een ontnemingsmaatregel opgelegd kreeg ter hoogte van € 1.250,00, heeft tot de datum van de indiening van de vordering op 7 maart 2022 geen betalingen verricht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, behandeld in een openbare raadkamer op 30 mei 2022. De veroordeelde is niet verschenen, ondanks een goede oproep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen en dat er geen betalingen zijn ontvangen, ondanks inspanningen van het CJIB. De openstaande vordering bedraagt nog steeds € 1.250,00. De zaak is overgedragen aan de Franse autoriteiten, maar ook daar is het niet gelukt om het bedrag te incasseren. De rechtbank oordeelt dat de veroordeelde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij momenteel niet in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen.
Met de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen op 1 januari 2020, is het dwangmiddel van gijzeling geïntroduceerd voor gevallen waarin een ontnemingsmaatregel is opgelegd en betaling uitblijft. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en de veroordeelde gemachtigd tot gijzeling voor een periode van 25 dagen, conform de LOVS-afspraken van januari 2021. De beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger in aanwezigheid van griffier mr. M.A.E. de Kroon.