ECLI:NL:RBZWB:2022:7518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
22-002570
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen goederen

Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager, vertegenwoordigd door mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, en betrof de opheffing van inbeslagname van goederen, waaronder een jas en telefoons. De klager stelde dat de goederen niet door een strafbaar feit waren onttrokken aan een rechthebbende en dat hij geen afstand had gedaan van de in beslag genomen goederen. De officier van justitie, mr. G. Oosterveld, stelde echter dat de telefoons al waren teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren en dat het onderzoek naar de jas nog niet was afgerond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat de klager ontvankelijk was. Bij de beoordeling van het klaagschrift heeft de rechtbank opgemerkt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen goederen, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming was toegestaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakt. Dit was vooral van belang in het licht van de verdenking van een ernstig strafbaar feit waarbij een vuurwapen betrokken zou zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de inbeslaggenomen goederen niet aan de klager worden teruggegeven. De beslissing is genomen door mr. E.B. Prenger en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk.nummer: 22-002570
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1997,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden,
Bovendonk 11a, 4707 ZH Roosendaal
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 2 februari 2022 onder klager meerdere goederen, waaronder een zwarte jas, in beslag zijn genomen;
  • het klaagschrift, ingediend op 8 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 30 mei 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Oosterveld en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als gemachtigd raadsman.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat de goederen niet door enig strafbaar feit zijn onttrokken aan enig rechthebbende en dat klager geen afstand heeft gedaan van de onder hem in beslag genomen goederen. Klager is enig eigenaar en ondervindt hinder bij het voortduren van het beslag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoons inmiddels aan de redelijkerwijs als rechthebbenden aan te merken personen zijn teruggeven. De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de jas, nu het onderzoek naar het schietincident nog niet is afgerond.
In aanvulling op het klaagschrift voert de raadsman in raadkamer aan dat er voldoende tijd is geweest om onderzoek te verrichten aan de inbeslaggenomen goederen. Gelet hierop dienen de inbeslaggenomen goederen te worden teruggegeven aan klager.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift zich niet langer richt tegen het beslag op de telefoons. Zij zal dan ook geen oordeel geven over deze goederen.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Ondanks dat de rechtbank over een beperkt procesdossier beschikt, is zij van oordeel dat het beslag dient voort te duren voor het aan de dag brengen van de waarheid in de strafzaak. De verdenking ziet op een ernstig strafbaar feit waar een vuurwapen bij betrokken zou zijn. Onder die omstandigheden is het niet ongebruikelijk c.q. onbegrijpelijk dat er zorgvuldig onderzoek plaatsvindt dat wat langer tijd in beslag neemt. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een dusdanig tijdsverloop dat het beslag niet langer kan voortduren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 13 juni 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2022.
De griffier is buiten staat om deze beslissing te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).