ECLI:NL:RBZWB:2022:7538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1931
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende studiefinanciering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. De zaak betreft een verzoeker die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin de studiefinanciering voor het jaar 2022 was vastgesteld. Het primaire besluit werd op 12 oktober 2021 genomen, en het bezwaar van de verzoeker werd in het bestreden besluit van 22 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Na intrekking van het beroep door de verzoeker, verzocht hij de minister om vergoeding van de proceskosten. De minister gaf aan bereid te zijn om de proceskosten in bezwaar en beroep te vergoeden, evenals het griffierecht. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister tegemoet is gekomen aan de verzoeker en opdracht heeft gegeven tot uitbetaling van de proceskosten, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om proceskostenveroordeling moet worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen onjuiste vaststelling van de proceskosten heeft plaatsgevonden en dat de verzoeker de vergoeding heeft ontvangen.

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, en een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1931

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. F. Sarrari),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 oktober 2021 (primair besluit) heeft verweerder de studiefinanciering voor het jaar 2022 vastgesteld.
In het besluit van 22 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 16 juni 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan besloten het bezwaar ongegrond te verklaren.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 8 augustus 2022 meegedeeld voornemens te zijn de proceskosten in bezwaar ad € 541,- en in beroep ad € 759,- te vergoeden, alsmede het betaalde griffierecht van € 50,-. Verweerder heeft de rechtbank op 2 november 2022 bericht diezelfde dag opdracht te hebben gegeven tot het uitbetalen van voornoemde bedragen.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen en dat verweerder op 2 november 2022 opdracht heeft gegeven om tot uitbetaling van de gevraagde proceskosten over te gaan. Verzoeker heeft vervolgens zijn verzoek om vergoeding van de proceskosten niet ingetrokken in verband met het verkrijgen van een executoriale titel.
Gesteld noch gebleken is dat verweerder op onjuiste wijze de proceskosten heeft vastgesteld of dat verzoeker de vergoeding niet heeft ontvangen. Het verzoek om verweerder bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten te veroordelen dient om deze reden te worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 9 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.