ECLI:NL:RBZWB:2022:7541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3163
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in WIA-uitkering geschil na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WIA-uitkering van verzoekster. Verzoekster had aanvankelijk geen WIA-uitkering gekregen per 11 mei 2021, zoals besloten in het primaire besluit van 29 april 2021. Na een bezwaarprocedure verklaarde de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het bezwaar ongegrond in het besluit van 13 mei 2022. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Echter, op 14 september 2022 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en alsnog besloten dat verzoekster recht heeft op een WIA-uitkering per 11 mei 2021. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze veroordeling. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de kosten van rechtsbijstand voor de beroepsfase op € 759,- worden vastgesteld, en daarnaast zijn er kosten voor informatieverstrekking van een ziekenhuis en huisarts die in aanmerking komen voor vergoeding. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 956,51, inclusief het griffierecht dat door verweerder moet worden vergoed.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3163

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. W.P.J.M. van Gestel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 29 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder besloten dat verzoekster per 11 mei 2021 geen WIA-uitkering krijgt.
In het besluit van 13 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 14 september 2022 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en in plaats daarvan besloten dat verzoekster per 11 mei 2021 alsnog recht heeft op een WIA-uitkering.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld geen bezwaar te maken tegen een proceskostenveroordeling.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
Verzoekster heeft daarnaast vergoeding gevraagd voor de kosten van informatieverstrekking van het [naam ziekenhuis] en de huisarts van verzoekster. Deze kosten bedragen respectievelijk € 104,75 en € 92,76. De rechtbank overweegt dat deze kosten moeten worden aangemerkt als kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb [1] . Nu de kosten van het opvragen van deze informatie voldoende zijn gespecificeerd, komen de kosten voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 956,51.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 9 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.ECLI:NL:2006:AY9124