ECLI:NL:RBZWB:2022:7541
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in WIA-uitkering geschil na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WIA-uitkering van verzoekster. Verzoekster had aanvankelijk geen WIA-uitkering gekregen per 11 mei 2021, zoals besloten in het primaire besluit van 29 april 2021. Na een bezwaarprocedure verklaarde de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het bezwaar ongegrond in het besluit van 13 mei 2022. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Echter, op 14 september 2022 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en alsnog besloten dat verzoekster recht heeft op een WIA-uitkering per 11 mei 2021. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze veroordeling. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de kosten van rechtsbijstand voor de beroepsfase op € 759,- worden vastgesteld, en daarnaast zijn er kosten voor informatieverstrekking van een ziekenhuis en huisarts die in aanmerking komen voor vergoeding. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 956,51, inclusief het griffierecht dat door verweerder moet worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.