ECLI:NL:RBZWB:2022:7547
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek bijzondere bijstand en toetsing nieuw gebleken feiten
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herzieningsverzoek voor bijzondere bijstand beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. T.E. van der Bent, had eerder bijzondere bijstand aangevraagd, welke was afgewezen op 10 augustus 2020. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat eiser zijn kosten kon dekken uit zijn draagkracht, die was vastgesteld op € 7.566,96 per jaar, terwijl de kosten € 2.462,31 bedroegen. Eiser had geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze beslissing, waardoor deze in rechte vaststond.
Op 27 oktober 2020 diende de bewindvoerder van eiser een herzieningsverzoek in, maar het college van burgemeester en wethouders van Breda wees dit verzoek af, onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit. De rechtbank toetst of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Eiser betoogt dat er wel degelijk nieuwe feiten zijn, zoals e-mailcorrespondentie over beslag op zijn salaris, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie niet nieuw is en dat het college terecht de herhaalde aanvraag heeft afgewezen.
De rechtbank concludeert dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn en dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.