In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], en de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is vanwege de complexe scheidingsproblematiek en de risico's van ouderverstoting. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld van de GI, die zich richt op het bieden van ondersteuning aan de ouders en het waarborgen van de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn bereikt en dat er zorgen zijn over de loyaliteits- en identiteitsontwikkeling van de minderjarigen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] afgewezen, omdat de opvoedomgeving bij de moeder als voldoende veilig wordt beschouwd. Wel is er een uitzondering gemaakt voor begeleid contact tussen [minderjarige 2] en de vader, om de zelfbepalende acties van [minderjarige 2] te reguleren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 24 november 2023, met de hoop dat de GI en de ouders samen kunnen werken aan een oplossing voor de problematiek.