ECLI:NL:RBZWB:2022:7577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
C/02/402771 / KG ZA 22-511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van conservatoir beslag na onttrekking advocaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en AG Hart Advocaten en Adviseurs BV. [Eiser] vorderde als voorlopige voorziening dat het op 4 oktober 2013 gelegde conservatoire beslag op zijn onroerende zaak zou worden doorgehaald. Dit beslag was gelegd door [gedaagde], die inmiddels uit Nederland was vertrokken. AG Hart Advocaten, de advocaat van [gedaagde], had geweigerd het beslag door te halen, omdat zij geen opdracht van [gedaagde] had. De rechtbank oordeelde dat AG Hart Advocaten niet bevoegd was om het beslag zonder opdracht van [gedaagde] te laten doorhalen. De voorzieningenrechter weigerde ook om [eiser] ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen tegen [gedaagde] en de bewaarder van de openbare registers, omdat er geen procedure aanhangig was tegen [gedaagde]. De rechtbank concludeerde dat [eiser] niet ontvankelijk was in zijn vorderingen tegen [gedaagde] en de bewaarder van de openbare registers, en wees de vorderingen tegen AG Hart Advocaten af. [Eiser] werd veroordeeld in de proceskosten van AG Hart Advocaten, die op € 1.692,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/402771 / KG ZA 22-511
Vonnis in kort geding van 7 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonadres] ,
eiser,
advocaat mr. H.A. Stein te Breda,
tegen
AG HART ADVOCATEN EN ADVISEURS BV,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. D.F.P. van Arkel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en AG Hart Advocaten genoemd worden.
In de als conclusie van eis overgelegde concept-dagvaarding wordt tevens
[gedaagde]als gedaagde vermeld. Deze zal hier na worden aangeduid als [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de als conclusie van eis overgelegde conceptdagvaarding met producties 1 t/m 10;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 3;
  • de mondelinge behandeling op 1 december 2022;
  • de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [gedaagde] op 4 oktober 2013 conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak van [eiser] aan de [adres] .
2.2.
In het beslagexploot heeft [gedaagde] als volgt woonplaats gekozen:
“woonplaats kiezende te (…) ten kantore van AG Hart Advocaten en Adviseurs, voor wie mr. [naam] als advocaat wordt gesteld en als zodanig in rechte zal optreden, zulks met het recht zich te laten vervangen, alsmede woonplaats kiezende ten kantore van na te melden gerechtsdeurwaarder”.
2.3.
[gedaagde] heeft tijdig een eis in de hoofdzaak ingesteld, strekkende tot veroordeling van [eiser] tot betaling van een geldsom. Bij eindvonnis van 3 juli 2019 heeft de rechtbank Oost-Brabant de vordering afgewezen. Er is geen hoger beroep ingesteld.
2.4.
Mr. [naam] heeft zich op 15 mei 2019 onttrokken als advocaat van [gedaagde] en heeft per 1 september 2019 het kantoor van AG Hart Advocaten verlaten. [gedaagde] is vertrokken uit Nederland.
2.5.
[eiser] heeft AG Hart Advocaten verzocht het verval van het gelegde conservatoire beslag te doen inschrijven in de openbare registers danwel het beslag te doen doorhalen. AG Hart Advocaten heeft te kennen gegeven daartoe niet bevoegd te zijn.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert als voorlopige voorziening:
I. [gedaagde] en AG Hart Advocaten hoofdelijk te veroordelen al datgene te doen wat nodig en wenselijk is om het op 4 oktober 2013 op verzoek van [gedaagde] gelegde conservatoir beslag tot verhaal op de onroerende zaak [adres] binnen drie dagen na dit vonnis door te (doen) halen in de openbare registers, des dat de een voor doorhaling zorg gedragen hebbende de ander zal zijn bevrijd,
II [gedaagde] en AG Hart Advocaten hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] bij overtreding van de ad I te geven veroordeling een eenmalige dwangsom te voldoen van € 100.000,00, alsmede een dwangsom van € 1.000,000 voor iedere dag of gedeelte van een dag da de overtreding voortduurt, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
Althans,
III [eiser] te machtigen het beslag door te doen halen in de openbare registers,
Meer althans:
IV de bewaarder van de openbare registers te gelasten het beslag door te halen in de openbare registers;
V [gedaagde] en AG Hart Advocaten te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 14e dag na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
VI [gedaagde] en AG Hart Advocaten te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 14e dag na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Het vonnis waarbij de vordering van [gedaagde] is afgewezen heeft kracht van gewijsde. Daardoor is het ten laste van [eiser] gelegde conservatoire beslag van rechtswege vervallen (artikel 704 lid 2 Rv). De inschrijving van het beslag in de openbare registers moet daarom worden doorgehaald. [gedaagde] is met de noorderzon vertrokken. Bij gebreke van een instructie van AG Hart Advocaten is de eigen deurwaarder van [eiser] niet bereid de inschrijving van het beslag door te halen. [gedaagde] heeft in het beslagexploot woonplaats gekozen op het kantoor van AG Hart Advocaten. Dan heeft op grond van artikel 702 Rv in samenhang met artikel 502 lid 4 Rv te gelden dat AG Hart Advocaten bevoegd is om aan de deurwaarder opdracht te geven het beslag door te halen. Ook artikel 434 Rv wijst daarop. Door van die bevoegdheid geen gebruik te maken handelt AG Hart Advocaten onrechtmatig jegens [eiser] .
3.3.
AG Hart Advocaten voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat zij geen opdracht van [gedaagde] heeft om het conservatoire beslag te laten doorhalen. Mr. [naam] heeft zich vóór het wijzen van het eindvonnis tegen [eiser] op 3 juli 2019 onttrokken als advocaat van [gedaagde] , waarmee een einde is gekomen aan de overeenkomst van opdracht en de woonplaatskeuze van [gedaagde] . AG Hart Advocaten heeft contact opgenomen met zowel de huidige deurwaarder van [eiser] alsmede haar eigen deurwaarder. Beiden geven te kennen dat zij een opdracht tot doorhaling van het beslag op verzoek van AG Hart Advocaten niet mogen accepteren. Een doorhaling kan alleen op verzoek van [gedaagde] plaatsvinden. Het had voor de hand gelegen als [eiser] alleen [gedaagde] (openbaar) had gedagvaard om – na een eventuele verstekverlening – een vonnis te bemachtigen waarmee het beslag kon worden opgeheven of doorgehaald. Omdat [eiser] tegen beter weten in procedeert, dient hij te worden veroordeeld in de volledige proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
AG Hart Advocaten is vrijwillig verschenen op de conceptdagvaarding. Zij heeft uitdrukkelijk gesteld niet te zijn verschenen voor [gedaagde] , die zelf evenmin is verschenen. [eiser] heeft gevraagd verstek te verlenen tegen [gedaagde] . De voorzieningenrechter weigert dat, omdat [eiser] geen exploot van dagvaarding aan [gedaagde] heeft laten betekenen. Dat betekent dat er geen procedure aanhangig is tussen [eiser] en [gedaagde] . En als er geen procedure aanhangig is kan er ook geen verstek worden verleend. Er kan slechts worden geconstateerd dat [gedaagde] geen partij is in dit kort geding, waarmee rekening is gehouden in de kop van dit vonnis. Ook de in vordering IV genoemde ‘bewaarder van de openbare registers’ is geen partij in deze procedure.
4.2.
Omdat de voorzieningenrechter wel een beslissing moet geven op de ingestelde vorderingen, heeft dit tot gevolg dat [eiser] niet ontvankelijk is in de vorderingen die hij tegen [gedaagde] en de bewaarder van de openbare registers heeft ingesteld.
4.3.
Niet in geschil is dat AG Hart Advocaten geen opdracht heeft van [gedaagde] om het beslag te laten doorhalen. Volgens [eiser] is AG Hart Advocaten bevoegd daar zonder [gedaagde] opdracht toe te geven. Dit volgt volgens [eiser] uit artikel 502 lid 4 Rv, dat via artikel 702 Rv van overeenkomstige toepassing is.
4.4.
Als ervan moet worden uitgegaan dat artikel 502 lid 4 Rv in de situatie van een conservatoir beslag van overeenkomstige toepassing is, volgt daaruit alleen dat er een vast aanspreekpunt is in geval van een geschil. De beslagene of een derde hoeft dan niet meer op zoek naar het woonadres van de beslaglegger. Dat woonplaats is gekozen bij een deurwaarder en/of een advocaat houdt niet in, dat zij zonder last van de beslaglegger beslaghandelingen kunnen verrichten. Artikel 434 Rv gaat alleen over de bevoegdheid van de deurwaarder, zodat alleen al hierom daarin geen grondslag kan zijn gelegen voor een vordering tegen AG Hart Advocaten. Dat betekent dat AG Hart Advocaten pas onrechtmatig handelt als zij beschikt over een last van [gedaagde] maar die niet uitvoert. Daarvan is geen sprake.
4.5.
Nu AG Hart Advocaten niet bevoegd was zonder last van [gedaagde] het beslag te laten doorhalen, kan ook niet worden geconcludeerd dat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. De vorderingen tegen AG Hart Advocaten zullen worden afgewezen.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten. AG Hart Advocaten heeft hierbij een veroordeling in de volledige proceskosten verzocht.
Een volledige vergoedingsplicht is alleen in buitengewone omstandigheden mogelijk, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Hiervan kan pas sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (zie ECLI:NL:HR:2017:2360).
Vóór een volledige proceskostenveroordeling pleit de omstandigheid dat in artikel 726 Rv artikel 513a Rv uitdrukkelijk van overeenkomstige toepassing is verklaard. Deze bepaling gaat specifiek over de mogelijkheden die voor een benadeelde als [eiser] open staan bij het doorhalen van de inschrijving van een beslag. Hieruit volgt dat [eiser] onder andere (artikel 3:29 BW) de mogelijkheid heeft [gedaagde] (openbaar) te dagvaarden teneinde de inschrijving van het beslag waardeloos te verklaren, waarna het beslag op grond van artikel 3:29 lid 4 BW kan worden doorgehaald. Het lag daarom niet voor de hand om AG Hart Advocaten in rechte te betrekken. Dat heeft AG Hart Advocaten ook medegedeeld aan de advocaat van [eiser] .
Daar staat tegenover dat AG Hart Advocaten is gedagvaard omdat [gedaagde] daar in het beslagexploot mede woonplaats heeft gekozen, het in het beslagexploot genoemde deurwaarderskantoor niet meer bestaat en niet kan worden achterhaald welke deurwaarder dit dossier heeft overgenomen. Het is onder die omstandigheden niet onrechtmatig dat [eiser] een procedure instelt tegen AG Hart Advocaten.
Nu hier, zoals hiervoor overwogen, terughoudendheid op zijn plaats is, zal een veroordeling in de volledige proceskosten achterwege blijven. De voorzieningenrechter begroot de proceskosten daarom aan de hand van het gebruikelijke liquidatietarief. De kosten aan de zijde van AG Hart Advocaten worden daarom begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.5. De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vorderingen jegens [gedaagde] en de bewaarder van de openbare registers;
5.2.
wijst de tegen AG Hart Advocaten en Adviseurs BV ingestelde vorderingen af;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van AG Hart Advocaten en Adviseurs BV, tot op heden begroot op € 1.692,00;
5.4.
verklaart de kostenveroordeling onder 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 7 december 2022.